Parketnummer: 24-000471-03
Arrest d.d. 4 maart 2004 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Leeuwarden d.d. 1 april 2003 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans verblijvende in P.I. Noord - De Grittenborgh,
Kinholtsweg 7, 7909 CA Hoogeveen,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman,
Mr. J. Groen, advocaat te 's-Gravenhage.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank te Leeuwarden heeft de verdachte bij haar vonnis op tegenspraak wegens een viertal verkrachtingen en een feitelijke aanranding van de eerbaarheid veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van de tijd die hij in preventieve hechtenis heeft doorgebracht.
Aanwending van het rechtsmiddel
De verdachte en de officier van justitie zijn d.d. 1 april 2003 respectievelijk d.d. 4 april 2003 op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormeld vonnis in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft gelet op het onderzoek in hoger beroep van 6 februari 2004 en van 19 februari 2004 en op het onderzoek in eerste aanleg als voorgeschreven bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen, omdat het zich op onderdelen niet met deze uitspraak kan verenigen.
Tenlastelegging
Aan dit arrest is gehecht een fotokopie van de inleidende dagvaarding, waaruit de inhoud van de tenlastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
Bewijs
(zie de aangehechte, uitgestreepte tenlastelegging)
Bijzondere bewijsoverweging
Wat feit 3 betreft overweegt het hof in het bijzonder het volgende.
De werkwijze van verdachte was blijkens de verklaringen van slachtoffer [slachtoffer 3] zodanig overrompelend en gewelddadig dat haar weerstandsvermogen na de eerste sexuele handelingen die zij van verdachte heeft moeten verduren volledig was gebroken. Verdachte moet dat hebben begrepen. Vervolgens heeft hij nogmaals tegen haar zin sexuele gemeenschap met haar gehad. De tenlastelegging heeft kennelijk op deze beide eerste verkrachtingen betrekking. Het hof acht deze wettig en overtuigend bewezen. Hieraan kan niet afdoen dat het slachtoffer heeft verklaard dat zij de ochtend na deze gewelddadigheden nog seks met verdachte heeft gehad, niet meer heeft tegengestribbeld en heeft meegedaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en zal daarvan vrijspreken.
Kwalificatie
Hetgeen het hof als bewezen heeft aangenomen levert respectievelijk op de misdrijven:
feiten 1, 2, 3 en 5, telkens: verkrachting;
feit 4 primair: feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden zijn er niet.
Strafmotivering
Verdachte heeft vier vrouwen verkracht en een vrouw aangerand. Na steeds via een zogenaamde datingline of babbelbox kennis gemaakt te hebben, sprak hij met de dames af dat zij elkaar zouden ontmoeten. Vervolgens tekende zich het volgende patroon af: op enig moment gedurende een dergelijke ontmoeting drong verdachte zich aan zijn slachtoffers op, waarna hij - met uitzondering van het geval dat het bij een aanranding bleef - met inzet van zijn grote lichaamskracht en zijn dominante persoonlijkheid tegen hun wil seksuele handelingen met hen verrichtte. Die handelingen bestonden (mede) uit het met zijn penis en in één geval ook met voorwerpen binnendringen in het lichaam. Gedurende die verkrachtingen hebben de slachtoffers pijn en angst geleden. Zoals op overtuigende wijze blijkt uit hun respectieve verklaringen heeft verdachte door het begaan van deze feiten de lichamelijke en de psychische integriteit van de slachtoffers aangetast.
Het opzet van verdachte was er, samenvattend, steeds op gericht zijn slachtoffers bij de eerste telefonische contacten in te palmen en te bewegen tot een persoonlijke ontmoeting, om vervolgens zijn perversiteiten op de dames bot te vieren. De kennelijke arglist waarmee dit alles op touw werd gezet en de dwang, de gewelddadigheid en de onverschilligheid jegens de slachtoffers waarmee het werd uitgevoerd, moeten verdachte zwaar worden aangerekend. Daar komt bij dat hij tijdens de terechtzitting in hoger beroep tegen beter weten in is blijven ontkennen dat hij zich aan het thans bewezen verklaarde heeft schuldig gemaakt. Hij heeft integendeel het hof proberen wijs te maken, dat de dames wisten waar ze aan begonnen en dat alles met volkomen instemming was geschied.
De psychiater T.W.D.P. van Os heeft op 17 februari 2003 een rapport over verdachte opgemaakt. De deskundige kwam tot de slotsom dat verdachte ten tijde van het begaan van de bewezen verklaarde feiten volledig toerekeningsvatbaar was. Het hof is niet gebleken van feiten en omstandigheden die aan deze slotsom afbreuk zouden kunnen doen. Daarom neemt het hof deze conclusie over en maakt die tot de zijne.
Verdachte heeft aangevoerd dat hem geen straf zou dienen te worden opgelegd, die een langere vrijheidsbeneming meebrengt dan de duur van de voorlopige hechtenis. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou hem wegens zijn visuele handicap - hij is vanaf zijn geboorte geheel blind - onevenredig treffen. Het Nederlandse gevangeniswezen zou onvoldoende mogelijkheden bieden om de onvoorwaardelijke gevangenisstraf op menswaardige en veilige wijze te executeren, welke beperkingen verdachte tijdens zijn voorlopige hechtenis reeds heeft ondervonden. De verdediging heeft (subsidiair) bepleit dat verdachte zal worden veroordeeld tot elektronisch toezicht, eventueel in combinatie met een behandeling.
Het hof heeft onderzocht of verdachtes handicap zich verzet tegen het ondergaan van een met het oog op de ernst van de feiten in beginsel geïndiceerde onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De medisch adviseur bij het ministerie van justitie, E.Y.R. Roeleveld-Kuiper, heeft in haar rapportage d.d. 18 februari 2004 aangegeven dat verdachte in het huis van bewaring De Grittenborgh goed functioneert en dat hij zich zelfstandig kan redden. Haar voorkeur gaat uit naar continuering van verdachtes verblijf in de Grittenborgh, omdat hij daar nu de weg kent. Op zichzelf bestaat er volgens de rapporteur geen bezwaar tegen detentie elders, mits verdachte op een Bijzondere Zorg Afdeling kan verblijven, hij een cel op de begane grond kan krijgen en hij kan beschikken over zijn daisy reader.
Het hof leidt uit deze rapportage af dat verdachte niet detentieongeschikt kan worden geacht. Niettemin wil het hof aannemen dat de gevangenschap verdachte door zijn handicap zwaarder valt dan anderen. Bij de strafoplegging zal daarmee rekening worden gehouden.
Ook houdt het hof in beperkte mate rekening met een zekere stigmatisering, hierin bestaande dat hij "als blinde verkrachter" gemakkelijk kan worden aangewezen.
De in eerste aanleg opgelegde en de door de advocaat-generaal gevorderde straf is in beginsel gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd, gerechtvaardigd. In het bijzonder het leed dat verdachte zijn slachtoffers heeft berokkend vraagt om vergelding. Anderzijds is de samenleving ermee gebaat dat de kans op herhaling wordt weggenomen. Het hof ziet daarom aanleiding de duur van de gevangenisstraf te beperken tot het in artikel 14a van het Wetboek van Strafrecht vermelde maximum om waarborgen te scheppen dat verdachte medewerking zal verlenen aan een behandeling voor zijn kennelijke verslaving: het leggen van contacten met vrouwen via de computer en telefoon. De therapie zal ook moeten worden gericht op achterliggende problemen, zoals de kennelijke scheefgroei van de persoonlijkheid van verdachte, die onder andere tot uiting komt in de behoefte mensen en situaties te beheersen en naar zijn hand te zetten, alsmede zijn beleving van seksualiteit. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep gezegd, dat hij bereid is zich voor een behandeling in te spannen en het hof houdt hem daaraan.
Deze beslissingen van het hof brengen mee, dat verdachte spoedig in vrijheid zal worden gesteld. Daarmee is het met de bestraffing echter nog niet gedaan. Uit een oogpunt van vergelding zal het hof de vrijheidsbeperkende straf van elektronisch toezicht opleggen. Bovendien geeft deze straf een extra garantie dat verdachte zich aan de beoogde behandeling zal onderwerpen. Het elektronisch toezicht zal worden uitgeoefend door Reclassering Nederland, die zich daartoe bereid heeft verklaard.
De benadeelde partij [slachtoffer 1]
In eerste aanleg is de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen. Nu de benadeelde partij zich in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd, duurt de vordering slechts in zoverre voort in hoger beroep.
Anders dan dat verdachte ontkent het bewezen verklaarde feit te hebben gepleegd, is de vordering door of namens de verdachte niet weersproken. Nu het feit bewezen is, kan de vordering worden toegewezen zoals door de rechtbank is gedaan, te weten: 45 euro voor post 1. en een voorschot van 1.500 Euro op de onder post 7. gevorderde immateriële schadevergoeding.
De benadeelde partij [slachtoffer 4]
In eerste aanleg is de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen. Nu de benadeelde partij zich in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd, duurt de aanvankelijk ingediende vordering in hoger beroep voort.
Het hof is van oordeel dat het in verband met de wijziging van het telefoonnummer gevorderde bedrag, niet kan worden aangemerkt als rechtstreekse schade die de benadeelde partij door het onder 4 ten laste gelegde feit heeft geleden. In zoverre dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard. De door de benadeelde partij rechtstreeks door het onder 4 bewezenverklaarde feit geleden immateriële schade, welke door en namens verdachte niet anders is weersproken dan door de ontkenning het bewezenverklaarde feit te hebben gepleegd, kan naar het oordeel van het hof worden geschat op 500 Euro en tot dat bedrag worden toegewezen.
Schadevergoedingsmaatregelen
Nu het openbaar ministerie dit in beide gevallen heeft gevorderd, zal het hof de aan de benadeelde partijen toegewezen bedragen eveneens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 242 en 246 van het Wetboek van Strafrecht en 72, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte als voormeld onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen en te kwalificeren als voormeld en verklaart deze feiten en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van drie jaren;
beveelt, dat van de gevangenisstraf een gedeelte van één jaar niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van twee jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of na te melden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van de Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de aanwijzingen door die instelling hem in zijn reclasseringsbelang te geven, zulks met opdracht aan genoemde instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht;
de hiervoor bedoelde voorschriften en aanwijzingen kunnen ook inhouden dat de veroordeelde een behandeling zal volgen bij de Ambulante Forensische Polikliniek Assen of een, naar het oordeel van de reclassering geschikt te achten, soortgelijke instelling voor ambulante behandeling;
stelt als bijzondere voorwaarde eveneens:
dat de veroordeelde zich onmiddellijk na zijn in vrijheidstelling gedurende zes maanden onder elektronisch toezicht zal stellen van de Stichting Reclassering Nederland;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
heft de voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van de dag waarop hij vervroegd in vrijheid behoort te worden gesteld;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
wijst de vorderingen van de benadeelde partijen toe;
veroordeelt mitsdien veroordeelde voornoemd om aan [slachtoffer 1], wonende te [adres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de somma van éénduizendvijfhonderdvijfenveertig euro;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van éénduizendvijfhonderdvijfenveertig euro ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], wonende te [adres], met bevel voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij van dat bedrag doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen;
veroordeelt mitsdien veroordeelde voornoemd om aan [slachtoffer 4], wonende te [adres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de somma van vijfhonderd euro;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van vijfhonderd euro ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], wonende te [adres], met bevel voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast;
verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij van dat bedrag doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partijen gemaakt -tot aan deze uitspraak begroot op nihil- en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit arrest is aldus gewezen door mrs. Hermans, vice-president, als voorzitter, Weenink en Zwinkels, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. Welbergen als griffier, zijnde mr. Zwinkels buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.