ECLI:NL:GHLEE:2004:AO7163
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. van der Meer
- T. de Vries
- Rechtspraak.nl
Waarde onroerende zaak vastgesteld door heffingsambtenaar in geschil
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof te Leeuwarden op 2 april 2004, gaat het om een geschil over de vastgestelde waarde van een onroerende zaak aan de a-straat 48 te Z, met als waardepeildatum 1 januari 1999. De heffingsambtenaar van de gemeente Wymbritseradiel had de waarde vastgesteld op f 417.000,-, zijnde € 189.226,-, bij beschikking gedateerd 31 maart 2001. De belanghebbende, eigenaar van de onroerende zaak, heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar zijn bezwaar werd ongegrond verklaard. Het hof ontving het beroepschrift op 22 maart 2002 en de ambtenaar diende op 4 juni 2002 een verweerschrift in. Na verschillende schriftelijke uitwisselingen en mondelinge behandelingen, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten, heeft het hof de zaak verder onderzocht.
De belanghebbende betwist de vastgestelde waarde en stelt dat de ambtenaar de vergelijkingsmethode onterecht heeft toegepast, omdat de onroerende zaak eigendom is van de eerste eigenaar. Hij wijst ook op de summiere taxatieverslagen en de verschillen in taxaties van vergelijkbare woningen, wat volgens hem in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. De ambtenaar daarentegen verdedigt de vastgestelde waarde en stelt dat de vergelijkingsmethode correct is toegepast, met een goed onderbouwd taxatierapport als bewijs.
Het hof overweegt dat de waarde moet worden bepaald op basis van de waarde in het economisch verkeer per 1 januari 1999. Het hof concludeert dat de ambtenaar in zijn bewijslast is geslaagd en dat de vergelijkingsmethode terecht is toegepast. De stelling van de belanghebbende dat er sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel wordt verworpen, omdat de ambtenaar kan aantonen dat de waardevaststelling in de meerderheid van de gevallen correct is uitgevoerd. Uiteindelijk verklaart het hof het beroep van de belanghebbende ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.