ECLI:NL:GHLEE:2004:AO7170
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- mr. Drion
- Rechtspraak.nl
Belanghebbende en de fiscale behandeling van de radardetector in de inkomstenbelasting
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, staat de fiscale behandeling van een radardetector centraal. Belanghebbende, een tandarts, had in 1999 een radardetector aangeschaft en rekende deze tot zijn beroepsvermogen. De inspecteur van de belastingdienst weigerde echter de afschrijving en investeringsaftrek voor deze radardetector, wat leidde tot een beroep van belanghebbende bij het hof. Het hof diende te beoordelen of de radardetector terecht als beroepsvermogen kon worden aangemerkt en of de kosten daarvan als bedrijfskosten konden worden afgetrokken.
De feiten van de zaak zijn als volgt: belanghebbende had in 1996 een personenauto aangeschaft en deze tot zijn beroepsvermogen gerekend. In 1999 kocht hij een radardetector voor ƒ 1.750,- en claimde hij een investeringsaftrek van ƒ 472,-. De inspecteur stelde echter dat de radardetector geen zakelijk belang diende en dat de kosten niet als beroepskosten konden worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 9 januari 2004 werd de zaak behandeld, waarbij belanghebbende niet ter zitting verscheen, maar wel een pleitnota indiende.
Het hof oordeelde dat de radardetector niet als onderdeel van het beroepsvermogen kon worden aangemerkt. Het hof stelde vast dat de radardetector geen zakelijke functie vervulde voor de tandartsenpraktijk van belanghebbende en dat de kosten niet noodzakelijk waren voor de uitoefening van de onderneming. De vergelijking met andere apparaten, zoals een tachograaf, werd door het hof verworpen, omdat de radardetector niet onder dezelfde wettelijke verplichtingen valt. Het hof concludeerde dat de investeringsaftrek terecht was geweigerd en verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond. De uitspraak werd op 7 april 2004 aan beide partijen verzonden.