ECLI:NL:GHLEE:2004:AO7636

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
9 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 2074/02 Omzetbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Drion
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroepschrift inzake naheffingsaanslag omzetbelasting

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 9 april 2004, staat de ontvankelijkheid van het beroepschrift centraal. Belanghebbende heeft op 2 december 2002 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van het hoofd van de belastingdienst met betrekking tot een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het jaar 2000. De griffier heeft de gemachtigde van belanghebbende op 4 december 2002 gewezen op verzuimen in het beroepschrift en hem uitgenodigd deze voor 1 februari 2003 te herstellen. Ondanks verlengingen van deze termijn tot 1 januari 2004, heeft de gemachtigde verzuimd de benodigde informatie aan te leveren, waaronder de gronden van het beroep en een volmacht.

Tegen de uitspraak van de eerste enkelvoudige belastingkamer van 16 januari 2004, waarin belanghebbende niet-ontvankelijk werd verklaard, is door de gemachtigde verzet aangetekend. In het verzetschrift werd aangevoerd dat de belanghebbende de Nederlandse taal niet beheerst en dat zijn echtgenote ernstig ziek was, wat hen belemmerde om de benodigde gegevens tijdig aan te leveren. Het hof oordeelt echter dat de gemachtigde verantwoordelijk is voor het bewaken van de termijnen en dat hij in verzuim is geweest. Het hof heeft daarom het verzet ongegrond verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van beroepsgronden en de verantwoordelijkheden van de gemachtigde in het proces. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken door mr. Drion, lid van de derde enkelvoudige belastingkamer, in aanwezigheid van de griffier Lorist.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Nr. 2074/02 9 april 2004
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, derde enkelvoudige belastingkamer, op het verzet namens X te Z tegen de uitspraak van de eerste enkelvoudige belastingkamer van 16 januari 2004.
De belastingkamer van het hof heeft voormelde uitspraak gedaan op het namens belanghebbende ingestelde beroep tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid ondernemingen van de belastingdienst te Emmen (hierna: het hoofd), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting over de periode 1 januari 2000 tot en met 31 december 2000.
Ingevolge de artikelen 6:6 en 6:5, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht kan een beroep niet-ontvankelijk worden verklaard indien niet voldaan is aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroep, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Namens belanghebbende is op 2 december 2002 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van het hoofd ter zake van de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting over de periode 1 januari 2000 tot en met 31 december 2000.
De griffier heeft bij brief van 4 december 2002 de gemachtigde van belanghebbende gewezen op bepaalde verzuimen en hem uitgenodigd deze verzuimen voor 1 februari 2003 te herstellen. Op daartoe strekkende verzoeken van die gemachtigde heeft de griffier die termijn verlengd, tot laatstelijk 1 januari 2004 met de mededeling dat verder uitstel niet zou worden verleend, daar de tegenpartij bezwaar maakte.
De verzuimen, waartoe de griffier de gemachtigde heeft uitgenodigd te herstellen, zijn de volgende:
- het vermelden van de gronden van het beroep;
- het nemen van een conclusie ten aanzien van het bedrag waarnaar hij de aanslag wenst te zien worden verlaagd;
- het overleggen van een volmacht.
Omdat van de gemachtigde van belanghebbende op de laatste brief van de griffier van 4 december 2003, waarin het laatste uitstel werd verleend, geen bericht is ontvangen, is belanghebbende door de voorzitter in voornoemde uitspraak niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep.
Tegen deze uitspraak is de gemachtigde van belanghebbende tijdig in verzet gekomen.
De gemachtigde heeft niet gevraagd om over zijn verzet te worden gehoord, terwijl het hof geen aanleiding heeft gevonden hem uit eigen beweging te horen.
De gemachtigde van belanghebbende stelt in zijn verzetschrift dat belanghebbende de nederlandse taal niet beheerst en zijn echtgenote, die essentieel van belang is in het voeren van de beroepsprocedure, ernstig ziek is geworden. Door deze omstandigheden waren zij niet in staat de benodigde gegevens aan de gemachtigde te doen toekomen.
Het hof is van oordeel dat, nu de gemachtigde in deze degene is die de termijnen voor aanvulling van de beroepsgronden heeft aangevraagd en derhalve ook zal moeten bewaken, hij in deze in verzuim is geweest om tijdig uitstel te vragen, dan wel om de aanvullende beroepsgronden aan te leveren.
Op grond van het vorenoverwogene dient te worden beslist als volgt:
Het hof, uitspraak doende op het verzet, verklaart het verzet ongegrond.
Gedaan en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2004 door de heer mr. Drion, raadsheer, lid van de derde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de griffier Lorist en ondertekend door voornoemde raadsheer en door voornoemde griffier.
Op 14 april 2004 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.