ECLI:NL:GHLEE:2004:AP0410
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- Prof. mr. E. Aardema
- Mr. G.M. van der Meer
- Mr. G.W.B. van Westen
- Rechtspraak.nl
Inkomstenbelasting en de toepassing van de invorderingsvrijstelling
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 27 mei 2004, staat de vraag centraal of de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PV) voor het jaar 1999, opgelegd aan de belanghebbende, terecht is. De belanghebbende ontving op 29 november 2002 een aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 7.200,-. Na bezwaar van de belanghebbende handhaafde de inspecteur de aanslag. De belanghebbende ging in beroep, waarbij hij stelde dat de aanslag niet kon worden opgelegd omdat de lijfrente onder de invorderingsvrijstelling valt. Hij voerde aan dat de aanslag niet tijdig was opgelegd en dat er sprake was van een ambtelijk verzuim.
De inspecteur verdedigde dat de aanslag terecht en tijdig was opgelegd. Hij stelde dat de lijfrente niet onder de invorderingsvrijstelling valt en dat de brief van het ministerie van Financiën geen in rechte te beschermen vertrouwen wekte. Het hof oordeelde dat het belastbaar inkomen van de belanghebbende lager was dan het gezamenlijke bedrag van de aan inhouding van loonbelasting onderworpen inkomsten, waardoor de invorderingsvrijstelling niet van toepassing was. Het hof concludeerde dat de aanslag tijdig was opgelegd en dat er geen sprake was van een ambtelijk verzuim of détournement de pouvoir.
Uiteindelijk verklaarde het hof het beroep van de belanghebbende ongegrond, waarbij het gelijk aan de zijde van de inspecteur was. De proceskosten werden niet toegewezen, aangezien het hof geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de voorzitter in aanwezigheid van de griffier.