Noorderzijlvest heeft in het incidenteel appel twee grieven opgeworpen.
De beoordeling
Ten aanzien van de feiten
1. Tussen partijen staan de volgende feiten vast als enerzijds gesteld en anderzijds onvoldoende weersproken.
1.1. Op 20 mei 1998 heeft het Dagelijks Bestuur van het voormalige waterschap Noorderzijlvest (verder aan te duiden als Noorderzijlvest-oud) een ontwerp-besluit genomen tot toepassing van artikel 12 van de Waterstaatwet 1900, in het kader van het Waterbeheersingsplan Zuidelijk Westerkwartier. Dit plan voorziet in de verbreding van een watergang ten koste van enige percelen gelegen in de gemeente Grootegast. [appellanten] c.s. zijn eigenaar van een gedeelte van de betrokken percelen.
1.2. Mr Jurriëns heeft namens [appellanten] c.s. zienswijzen ingediend tegen het ontwerpbesluit.
1.3. Vervolgens heeft het Dagelijks Bestuur van Noorderzijlvest-oud op 12 augustus 1998 een definitief besluit van dezelfde strekking genomen. Hiertegen is door [appellanten] c.s. bezwaar gemaakt; hiervoor was een hoorzitting gepland op 16 oktober 1998. Deze hoorzitting heeft geen doorgang gevonden, omdat het Dagelijks Bestuur van Noorderzijlvest-oud het bezwaarschrift ambtshalve, buiten de gronden om, gegrond heeft bevonden omdat niet het Dagelijks Bestuur, doch het Algemeen Bestuur, bevoegd was tot het nemen van besluiten ex artikel 12 Waterstaatswet 1900. Een en ander is bij brief van 8 oktober 1998 aan mr Jurriëns als gemachtigde van [appellanten] c.s. meegedeeld. Tegen het besluit van 8 oktober 1998 is geen beroep ingesteld.
1.4. Bij besluit van 18 november 1998 heeft het Algemeen Bestuur van Noorderzijlvest-oud zijn bevoegdheden ex artikel 12 Waterstaatswet 1900 overgedragen aan het Dagelijks Bestuur van Noorderzijlvest-oud.
Het Dagelijks Bestuur van Noorderzijlvest-oud heeft op 28 april 1999 een nieuw definitief besluit genomen van dezelfde strekking met betrekking tot de hiervoor genoemde watergang in Grootegast, welk besluit eerst bekendgemaakt is op 15 september 1999.
1.5. Tegen dit besluit heeft mr Jurriëns namens [appellanten] c.s. op 8 oktober 1999 bezwaar gemaakt. Voor de behandeling van dit bezwaarschrift was een hoorzitting gepland op 21 januari 2000, welke op die dag doorgang heeft gevonden. Mr Jurriëns heeft op die zitting het bezwaarschrift toegelicht.
1.6. Per 1 januari 2000 is, in het kader van een herinrichting van de waterschappen in Noord-Nederland, het waterschap Noorderzijlvest-oud opgeheven. Provinciale Staten van de provincie Groningen hebben bij besluit van 16 december 1998, goedgekeurd door de Minister van Verkeer en Waterstaat op 29 april 1990 (gepubliceerd in het Provinciaal Blad van de Provincie Groningen nr 20 d.d. 2 augustus 1999) besloten tot opheffing, per 1 januari 2000 van Noorderzijlvest-oud en tot oprichting van een nieuw waterschap, eveneens Noorderzijlvest geheten (geïntimeerde).
1.7. Artikel 4 van het overgangsreglement voor het Waterschap Noorderzijlvest luidt als volgt:
"1. Met ingang van de datum van opheffing gaan alle publiekrechtelijke rechten en verplichtingen in het overgaand gebied van de op te heffen waterschappen en het ZPG over op het waterschap.
2. Met ingang van de datum van opheffing gaan alle privaatrechtelijke rechten en verplichtingen in het overgaand gebied van de op te heffen waterschappen en het ZPG over op het waterschap, zonder dat daarvoor een nader besluit wordt gevorderd."
1.8. Bij besluit van 30 juni 1999 hebben Provinciale Staten van Groningen (tezamen met die van provincies Friesland en Drenthe) besloten tot wijziging van de grenzen van een aantal waterschappen per 1 januari 2000 (gepubliceerd in het Provinciaal Blad van de Provincie Groningen nr 32 van 16 december 1999). Bij dit besluit is een gedeelte van het werkgebied van Noorderzijlvest-oud overgegaan naar het Wetterskip Lauwerswâlden, waaronder de in geding zijnde waterloop in Grootegast. Artikel J, vierde en vijfde lid, van de derde wijziging van het Reglement van Wetterskip Lauwerswâlden, bepaalt:
"4. Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze reglementswijziging gaan alle rechten en plichten met betrekking tot het naar het waterschap overgaande gebied en voor zover die betrekking hebben op de taken van het waterschap, over op het waterschap zonder dat daartoe een nadere akte wordt gevorderd.
5. Procedures en rechtsgedingen waarbij het overdragende waterschap is betrokken, worden met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze reglementswijziging voortgezet door of tegen het waterschap in de stand waarin zij verkeren."
1.9. Bij de behandeling van het door mr Jurriëns ingediende bezwaarschrift op 21 januari 2000 te Onderdendam heeft de voorzitter van de adviescommissie voor de behandeling van bezwaren van het waterschap Noorderzijlvest zijn twijfel uitgesproken of Noorderzijlvest wel bevoegd was op het bezwaarschrift te beslissen.
Bij advies van 2 maart 2000 heeft de adviescommissie aan het Dagelijks Bestuur van Noorderzijlvest geadviseerd om de procedure, in de stand waarin die zich bevond, over te dragen aan het Wetterskip Lauwerswâlden,
1.10. Het Dagelijks Bestuur van Noorderzijlvest heeft op 2 augustus 2000 conform het evengenoemde advies gehandeld en daarvan op 28 september 2000 mr Jurriëns bericht.
1.11. Op 13 december 2000 heeft een nieuwe hoorzitting bij het Wetterskip Lauwerswâlden, plaatsgevonden. Bij beslissing van 3 april 2001 heeft het Dagelijks bestuur van Wetterskip Lauwerswâlden, het bezwaar ongegrond verklaard.
1.12. De fungerend president van de rechtbank Leeuwarden heeft op 9 juli 2001 het tegen dit besluit ingediende beroep, met toepassing van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), ongegrond verklaard.
1.13. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft bij uitspraak van 31 juli 2002 (AB 2002,331) het hoger beroep van [appellanten] c.s. ongegrond verklaard en de uitspraak van de fungerend president van de rechtbank Leeuwarden bekrachtigd.