ECLI:NL:GHLEE:2004:AP1204

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 812/03 Parkeerbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Drion
  • mr. De Jong-Braaksma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het bezwaar van de heer X tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Franekeradeel. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat zou zijn ingediend. De heer X heeft op 9 april 2003 zijn auto geparkeerd en ontving een naheffingsaanslag. Hij heeft op 14 april 2003 bezwaar gemaakt, maar dit bezwaarschrift is pas op 8 september 2003 door de heffingsambtenaar ontvangen. De heffingsambtenaar stelt dat het bezwaar niet tijdig is ingediend, omdat de wettelijke termijn van zes weken voor het indienen van een bezwaarschrift op 21 mei 2003 eindigde.

Tijdens de mondelinge behandeling op 4 februari 2004 heeft de heer X verklaard dat hij zijn bezwaarschrift persoonlijk heeft ingediend bij een baliemedewerker van de gemeente. De heffingsambtenaar ontkent echter dat dit bezwaarschrift op die datum is ontvangen. Het hof heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het aan de heer X is om aan te tonen dat hij het bezwaarschrift tijdig heeft ingediend. Het hof concludeert dat de heer X hierin niet is geslaagd, omdat hij geen ontvangstbevestiging kan overleggen.

Het hof oordeelt dat de heffingsambtenaar terecht heeft geoordeeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk is. De uitspraak van de heffingsambtenaar wordt bevestigd, en het hof komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de naheffingsaanslag. De proceskosten worden niet toegewezen, omdat het hof geen termen aanwezig acht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van het hof is op 1 juni 2004 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK 812/03 1 juni 2004
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, tweede enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van de heer X te Z
(: belanghebbende) tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Franekeradeel (: de heffingsambtenaar), gedaan op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting.
1. Ontstaan en loop van het geding.
1.1 Op 9 april 2003 heeft de heffingsambtenaar belanghebbende aangeslagen in de parkeerbelasting.
1.2 Hiertegen heeft belanghebbende bezwaar gemaakt bij een bezwaarschrift met dagtekening 14 april 2003. Bij de heffingsambtenaar is op 8 september 2003 dit bezwaarschrift ingekomen.
1.3 De heffingsambtenaar heeft op 16 september 2003 uitspraak gedaan op belanghebbendes bezwaar. Het bezwaar is niet-ontvankelijk verklaard.
1.4 Het beroepschrift (met bijlagen) is op 17 oktober 2003 ter griffie van het hof ingekomen.
1.5 De heffingsambtenaar heeft op 8 december 2003 een verweerschrift (met bijlagen) ingezonden.
1.6 De mondelinge behandeling in deze zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van 4 februari 2004, gehouden te Leeuwarden, alwaar is verschenen de heffingsambtenaar. Belanghebbende is opgeroepen ter voormelde zitting te verschijnen per aangetekend schrijven van 6 januari 2004. Hij heeft door middel van een door hem getekende ontvangstbevestiging aangegeven de oproeping te hebben ontvangen.
1.7 Het hof heeft in deze zaak op 18 februari 2004 in het openbaar mondeling uitspraak gedaan, waarvan het proces-verbaal bij aangetekend schrijven, op 24 februari 2004, aan partijen is verzonden. Na deze mondelinge behandeling heeft de heffingsambtenaar aan het hof de Verordening Parkeerbelastingen 1996 gezonden.
1.8 Bij een op 22 maart 2004 ingekomen brief heeft belanghebbende verzocht de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Het daartoe verschuldigde griffierecht van € 43,50 is op 21 april 2004 voldaan.
1.9 Van alle vermelde (en hierna nog te vermelden) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De feiten.
Blijkens de gedingstukken staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen het volgende vast:
2.1 Belanghebbende heeft op 9 april 2003 zijn auto met kenteken YY-00-YY geparkeerd aan de a-straat te L. Bij terugkomst bij zijn auto trof hij daarop een naheffingsaanslag parkeerbelasting aan. De naheffingsaanslag was gedagtekend 9 april 2003.
2.2 Op 8 september 2003 komt bij de heffingsambtenaar belanghebbendes bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag binnen. De dagtekening van dit bezwaarschrift is 14 april 2003.
2.3 Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.
3. Het geschil en de standpunten van partijen.
3.1 In geschil is of de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
3.2 Belanghebbende stelt dat hij op 9 april 2003 zich bij het politiebureau heeft gemeld en zijn parkeerkaartje heeft getoond. Eveneens stelt hij dat hij op 14 april 2003 het onder punt 2.2 vermelde bezwaarschrift heeft afgegeven aan een baliemedewerker van de gemeente. Hij is van mening dat zijn bezwaar tijdig is.
3.3 De heffingsambtenaar stelt dat hem en de parkeercontroleurs niets bekend is van het, naar stelling van belanghebbende, op 14 april 2003 ingediende bezwaarschrift. De heffingsambtenaar blijft bij zijn standpunt dat hij belanghebbende wegens termijnoverschrijding terecht niet in zijn bezwaar heeft ontvangen.
3.4 Voor een uitgebreidere motivering van de standpunten van partijen verwijst het hof naar de gedingstukken.
4. De overwegingen omtrent het geschil.
4.1 Belanghebbende heeft op 9 april 2003 zijn auto met kenteken YY-00-YY geparkeerd aan de a-straat te L. Bij terugkomst bij zijn auto trof hij daarop een naheffingsaanslag parkeerbelasting aan. De naheffingsaanslag was gedagtekend 9 april 2003. Deze aanslag is gebaseerd op de Verordening Parkeerbelastingen 1996.
4.2 Op 8 september 2003 komt bij de heffingsambtenaar belanghebbendes bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag binnen. De dagtekening van dit bezwaarschrift is 14 april 2003.
4.3 Ingevolge artikel 6:7 van de algemene wet bestuursrecht (: Awb) bedraagt de termijn voor indiening van een bezwaarschrift zes weken. Dit is een termijn van openbare orde. Niet is geschil is dat op de op de auto aangetroffen naheffingsaanslag verwezen wordt naar de mogelijkheid van bezwaar binnen een deze termijn van zes weken. Belanghebbendes bezwaarschrift is tijdig ingediend, indien het vóór het einde van de termijn door de heffingsambtenaar is ontvangen. Naar artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen eindigt voor de aanslag van 9 april 2003 de bezwaartermijn op 21 mei 2003. Het bezwaarschrift is na afloop van deze bezwaartermijn binnengekomen. Het mondelinge bezwaar op 9 april 2003 kan niet als bezwaar in de zin van 6.4, eerste lid, Awb worden aangemerkt. Belanghebbende stelt dat hij het bezwaarschrift heeft ingediend op 14 april 2003 door het persoonlijk af te geven. Het is aan hem om deze stelling aannemelijk te maken door bijvoorbeeld een ontvangstbevestiging te overleggen. Hierin slaagt hij niet.
4.4 Nu ook geen omstandigheden of feiten zijn gesteld, op grond waarvan redelijkerwijs in de zin van artikel 6:11 Awb niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest, is belanghebbende terecht niet ontvangen in zijn bezwaar.
5. De conclusie.
Het vorenoverwogene brengt het hof tot de slotsom dat het beroep geen doel treft. De uitspraak van de heffingsambtenaar dient te worden bevestigd. Aan een inhoudelijke beoordeling van de naheffingsaanslag komt het hof niet toe.
6. De proceskosten.
Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 Awb.
7. De beslissing.
Het hof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld op 1 juni 2004 door mr. Drion, raadsheer, plaatsvervangend lid van de tweede enkelvoudige kamer, en op die dag in het openbaar uitgesproken door voornoemde raadsheer in tegenwoordigheid mr. De Jong-Braaksma als griffier en wegens verhindering van mr. Pruiksma ondertekend door voornoemde raadsheer en griffier.
Afschrift aangetekend aan beide partijen verzonden
op: 9 juni 2004