ECLI:NL:GHLEE:2004:AP1769
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Waarde onroerende zaak per 1 januari 1999 in geschil tussen belanghebbende en heffingsambtenaar
In deze zaak, uitgesproken op 11 juni 2004 door het Gerechtshof Leeuwarden, staat de waarde van een onroerende zaak aan de a-straat 13 te Z centraal. De heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op € 96.201,-- per 1 januari 1999, welke waarde door belanghebbende werd betwist. De belanghebbende, een vennootschap onder firma, stelde dat de waarde te hoog was en pleitte voor een lagere waarde van € 68.067,--. De belanghebbende voerde aan dat de onroerende zaak, gelegen in een horecagebied en beneden maaiveld, niet vergelijkbaar was met andere panden in betere locaties. De heffingsambtenaar verdedigde zijn waardebepaling met een taxatierapport van WOZ-taxateurs, waarin de waarde was onderbouwd met vergelijkingen van huurprijzen van vergelijkbare panden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 april 2004 werd de zaak besproken, waarbij beide partijen hun standpunten toelichtten. Het gerechtshof oordeelde dat de heffingsambtenaar zijn bewijslast had voldaan en dat de taxatie goed onderbouwd was. De rechtbank concludeerde dat de waarde van de onroerende zaak niet hoger was vastgesteld dan de waarde in het economische verkeer per 1 januari 1999. De argumenten van de belanghebbende werden niet overtuigend geacht, en het hof verklaarde het beroep ongegrond. De proceskosten werden niet toegewezen, aangezien er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak van het gerechtshof is van belang voor de toepassing van de Wet waardering onroerende zaken (WOZ) en de wijze waarop de waarde van onroerende zaken wordt vastgesteld en betwist. Het hof benadrukte dat de taxatieopbouw als geheel moet worden beoordeeld en dat afzonderlijke elementen niet op hun juistheid kunnen worden beoordeeld zonder de context van de gehele taxatie.