1. Ontstaan en loop van het geding.
Ingevolge de WOZ heeft de heffingsambtenaar de waarde met betrekking tot de onroerende zaak aan het a-plein 48 te Z (: de onroerende zaak), waarvan de belanghebbende eigenaresse en/of huurster is, vastgesteld bij beschikking onder nummer 0000/0005, gedateerd 28 februari 2001. Daarbij is de waarde voor de onroerende zaak vastgesteld op € 431.999,-- (ƒ 952.000,--). Bij de uitspraak waarvan beroep, gedagtekend 22 mei 2002, heeft de heffingsambtenaar deze waarde verminderd tot € 409.309,-- (f. 902.000,--).
Het pro-forma beroepschrift is op 1 juli 2002 ter griffie ingekomen, waarna de gronden door belanghebbende zijn aangevuld bij brief (met bijlagen) van 30 juli 2002, ontvangen door de griffie op 30 juli 2002. De heffingsambtenaar heeft op 17 maart 2003 het verweerschrift (met bijlagen) ingediend.
Bij de mondelinge behandeling van het beroep ter zitting van 13 april 2004, gehouden te Leeuwarden, is de heer A verschenen, vergezeld van de gemachtigde de heer ing. B, werkzaam bij C te Z. De heffingsambtenaar heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door de heer D, werkzaam bij de gemeente Meppel, vergezeld van de heer E, werkzaam bij taxatiebureau F. Zonder bezwaar van de zijde van de heffingsambtenaar heeft belanghebbendes gemachtigde twee bijlagen overgelegd. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De feiten.
Op grond van de gedingstukken en het ter zitting verhandelde staat tussen de partijen als niet, dan wel onvoldoende weersproken het volgende vast:
2.1 Bij beschikking van 28 februari 2001 is door de heffingsambtenaar ten aanzien van de belanghebbende als eigenaar en/of huurder van de onroerende zaak aan het a-plein 48 te Z de waarde van die onroerende zaak vastgesteld. De beschikking geldt voor het tijdvak van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004. De waardepeildatum is 1 januari 1999. Het betreft een omstreeks het jaartal 1900 gebouwd pand, dat na enkele keren is verbouwd en in 1987 is uitgebreid, thans in gebruik is als horecagelegenheid (discotheek). Het café- /bargedeelte op de begane grond beslaat een oppervlakte van 590m², terwijl de bruto-oppervlakte 722 m² bedraagt. De bovenverdieping is buiten de waardering gelaten.
2.2 De door de heffingsambtenaar aan de onroerende zaak toegekende waarde bedraagt per waardepeildatum 1 januari 1999 € 431.999,-- (ƒ 952.000,--). Bij de bestreden uitspraak is deze vastgestelde waarde verlaagd tot € 409.309,-- (ƒ 902.000,--).
3. Het geschil en de standpunten van partijen.
3.1 Partijen twisten over de waarde van de onroerende zaak per 1 januari 1999.
3.2 Belanghebbende staat een waarde voor van € 386.166,-- (ƒ 851.000,--). Belanghebbende is van mening dat de kapitalisatiefactor van 9,0 te hoog is voor de locatie van het onderhavige object. Voorts zijn onderlinge verschillen in huurwaarde tussen de horecagelegenheden welke in dezelfde omgeving zijn gevestigd onevenredig groot en ontbreekt een onderbouwing en juiste vergelijking. Belanghebbende acht een huurwaarde van ƒ 175,-- per m² meer in de rede liggen dan de door de heffingsambtenaar voorgestane waarde van ƒ 180,-- per m². Voorts is volgens belanghebbende een lagere kapitalisatiefactor gerechtvaardigd. In dat verband wijst belanghebbende er op dat de assurantiepremie in de horeca aanzienlijk hoger ligt dan voor andere branches. Dat laatste is hier zeker het geval nu het hier een discotheek betreft wat de exploitatielasten doet stijgen tot 3% in de opbouw van de yield. Belanghebbende vindt een kapitalisatiefactor van 8,25 reëel. Belanghebbende ageert voorts tegen het feit dat ter vergelijking veelal transacties zijn gebruikt van horecapanden, waarbij belanghebbende zelf betrokken is geweest.
3.3 De heffingsambtenaar bestrijdt belanghebbendes grieven.