Parketnummer: 24-001766-03
Arrest d.d. 1 juli 2004 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank te Leeuwarden d.d. 28 maart 2003 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
Het vonnis waarvan beroep.
De politierechter in de rechtbank te Leeuwarden heeft de verdachte bij voormeld vonnis bij verstek wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, één en ander als in het vonnis nader omschreven.
Aanwending van het rechtsmiddel.
De verdachte is d.d. 11 december 2003 op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormeld vonnis in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft gelet op het onderzoek ter 's hofs terechtzitting van 17 juni 2004 en op het onderzoek in eerste aanleg als voorgeschreven bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering.
De beslissing op het hoger beroep.
Onder de beraadslaging is gebleken, dat het onderzoek niet volledig is geweest, omdat het hof zich onvoldoende acht ingelicht. Daarbij is het volgende van belang.
Aan verdachte wordt - voor zover hier van belang - verweten, dat hij in de periode van 1 december 2002 tot en met 6 mei 2003 van een of meerdere schapenlam(meren) de staart(en) heeft gecoupeerd of heeft laten couperen, althans de staart(en) gedeeltelijk heeft verwijderd en/of heeft laten verwijderen, en aldus zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 40, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Artikel 40, tweede lid, onder c van die Wet bepaalt dat het bepaalde in het eerste lid van dat artikel niet van toepassing is op bij algemene maatregel van bestuur aangewezen ingrepen. Deze algemene maatregel van bestuur is het Ingrepenbesluit (Stb. 1996,139). Artikel 2, eerste lid, aanhef en onder p van het Ingrepenbesluit bepaalt dat het verwijderen van een deel van de staart bij schapen een aangewezen ingreep is als bedoeld in artikel 40, tweede lid, onderdeel c, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Artikel 3 van het Ingrepenbesluit bepaalt voor zover hier van belang, dat de in artikel 2 bedoelde ingrepen worden uitgevoerd op zodanige wijze dat bij het dier niet onnodig pijn of letsel wordt veroorzaakt en het dier niet meer dan nodig is in zijn functioneren wordt belemmerd. Artikel 4, eerste lid, van het Ingrepenbesluit bepaalt onder meer, dat de ingreep, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel p, wordt aangewezen voor de duur van een tijdvak van vijf jaar vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van dat besluit. Het Ingrepenbesluit is in werking getreden op 1 september 1996 (Stb. 1996,399). Derhalve was het tot 1 september 2001 toegestaan een deel van de staart bij schapen te verwijderen onder de hierboven genoemde voorwaarden. Met ingang van 1 september 2001 is in werking getreden de Vrijstellingsregeling ingrepen (Stcrt. 2001,167), die op dat moment geen bepalingen inhoudt die relevant zijn voor de verdachte verweten gedragingen. Uit artikel 1, aanhef en onder d van die Regeling zoals deze geldt met ingang van 1 september 2002 (Stcrt. 2002,166) zou kunnen blijken dat van de verbodsbepaling van artikel 40, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren "vrijstelling" wordt verleend voor het verwijderen van een deel van de staart bij ooien van de rassen Suffolk en Hampshire Down, zulks op nader in die Regeling genoemde voorwaarden. Die vrijstelling zou gelden tot 1 september 2006. Op 29 januari 2004 (Stcrt. 2004,17) is artikel 1 van de Vrijstellingsregeling ingrepen wederom gewijzigd en wel in dier voege, dat van de verboden ingevolge artikel 40, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren vrijstelling wordt verleend tot 1 september 2006 voor het verrichten van onder meer de ingreep bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel p, van het Ingrepenbesluit, wederom mits de ingre-pen worden uitgevoerd op zodanige wijze dat bij het dier niet onnodig pijn of letsel wordt veroorzaakt en het dier niet meer dan nodig is in zijn functioneren wordt belemmerd.
Resumerend lijkt het verwijderen van een deel van de staart bij schapenlam(meren):
- van 1 september 1996 tot 1 september 2001 toegestaan,
- van 1 september 2001 tot 1 september 2002 verboden,
- van 1 september 2002 tot 29 januari 2004 toegestaan voor zover het ooien betreft van de rassen Suffolk en Hampshire Down, mits aan bepaalde voorwaarden was voldaan en
- van 29 januari 2004 tot 1 september 2006 toegestaan.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard, dat hij in de telastegelegde periode de staarten heeft gecoupeerd van schapen(lammeren) niet zijnde ooien van de rassen Suffolk en Hampshire Down.
Gelet op het vorenstaande en voor zover voor deze zaak van belang is het hof voorshands van oordeel, dat na de telastegelegde periode van 1 december 2002 tot en met 6 mei 2003 wat betreft het verbod tot het verwijderen van een deel van de staart bij schapenlam(meren) sprake is van een veranderd inzicht van de wetgever, zij het dat niet kan worden vastgesteld of dit gewijzigd inzicht van tijdelijke of blijvende aard is. In verband met het vorenstaande en nu verdachte ter terechtzitting van het hof heeft verklaard, dat de zaken van andere personen, die een soortgelijk feit hadden gepleegd, zijn geseponeerd, wil het hof van de advocaat-generaal vernemen hoe het vervolgingsbeleid van het openbaar ministerie is met betrekking tot personen die worden verdacht van het plegen van een soortgelijk feit als het onderhavige in de periode, waarin dat door verdachte zou zijn gepleegd.
Derhalve dient het onderzoek te worden heropend en hervat op een nog nader te bepalen terechtzitting, teneinde de advocaat-generaal in de gelegenheid te stellen aan het vorenstaande te voldoen.
De uitspraak.
HET HOF,
RECHTDOENDE OP HET HOGER BEROEP:
bepaalt dat het onderzoek zal worden hervat op een nader te bepalen terechtzitting;
stelt de stukken in handen van de advocaat-generaal;
beveelt dat verdachte zal worden opgeroepen tegen het tijdstip waarop het onderzoek ter 's hofs terechtzitting zal worden hervat.
Dit arrest is aldus gewezen door mrs. Zwerwer, voorzitter, Huisman en Knigge, in tegenwoordigheid van Moeke als griffier, zijnde mr. Knigge voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.