ECLI:NL:GHLEE:2004:AQ6536
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.M. van der Meer
- M. Haarsma
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van bezwaar tegen invorderingsrente Inkomstenbelasting
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 23 juli 2004 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een bezwaar van belanghebbende tegen de invorderingsrente die in rekening was gebracht bij de aanslag Inkomstenbelasting/Premie Volksverzekeringen 1997. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een beschikking van de ontvanger, die hem op 18 oktober 2002 had geïnformeerd over de invorderingsrente van ƒ 233,--. Het bezwaar was op 7 april 2003 bij de ontvanger ingediend, wat betekende dat het na de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. De ontvanger verklaarde de belanghebbende niet-ontvankelijk in zijn bezwaar, waarop de belanghebbende in beroep ging bij het hof.
Tijdens de mondelinge behandeling op 30 juni 2004 was de belanghebbende niet aanwezig, terwijl de ontvanger wel verscheen. Het hof overwoog dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt, zoals vastgelegd in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (AWB). De termijn begint te lopen vanaf de dag na de dagtekening van de beschikking. Aangezien het bezwaar van belanghebbende na deze termijn was ingediend, was het hof van oordeel dat de ontvankelijkheid niet kon worden vastgesteld.
Het hof concludeerde dat er geen omstandigheden waren die erop wezen dat de belanghebbende redelijkerwijs niet in verzuim was geweest. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard, en het hof kwam niet toe aan de beoordeling van het materiële geschil. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat het hof geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. G.M. van der Meer als voorzitter en de griffier M. Haarsma, en werd openbaar uitgesproken in Leeuwarden.