ECLI:NL:GHLEE:2004:AR2999

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
29 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Rolnummer 0200438
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mollema
  • A. Meijeringh
  • J. Breemhaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid assurantiekantoor voor te laat verzenden van een dossier

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, ging het om de aansprakelijkheid van assurantiekantoor Concreet V.O.F. voor het te laat verzenden van een dossier dat betrekking had op een rechtsbijstandverzekering afgesloten door [appellant]. De feiten van de zaak zijn als volgt: [appellant] had zijn rechtsbijstandverzekering via Concreet afgesloten en had een verzoek ingediend bij een werknemer van Concreet om bepaalde stukken door te sturen. Dit verzoek werd gedaan in de hoedanigheid van werknemer van Concreet, en het feit dat deze werknemer ook voor een andere organisatie, Mercuur, werkte, was niet relevant voor de zaak. Het hof oordeelde dat Concreet aansprakelijk was op basis van artikel 6:170 van het Burgerlijk Wetboek, omdat het te laat doorzenden van het dossier niet aan [appellant] maar aan de medewerker van Concreet te verwijten was.

Het hof vernietigde de eerdere vonnissen en wees de vorderingen van [appellant] toe. Concreet werd veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties. De beslissing van het hof hield in dat Concreet en haar vennoten [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] hoofdelijk aansprakelijk werden gesteld voor de schade die [appellant] had geleden als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van Concreet. Het hof verklaarde het arrest uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

De uitspraak werd gedaan op 29 september 2004 door de eerste kamer voor burgerlijke zaken van het Gerechtshof Leeuwarden, met de voorzitter M. Mollema en de raden A. Meijeringh en J. Breemhaar. De griffier was mevrouw Mellink. De zaak benadrukt de verantwoordelijkheden van assurantiekantoren in het kader van hun dienstverlening en de gevolgen van nalatigheid in het verzenden van belangrijke documenten.

Uitspraak

Arrest d.d. 29 september 2004
Rolnummer 0200438
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats appellant],
appellant in het principaal en geïntimeerde in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [appellant],
procureur: mr J.V. van Ophem,
tegen
1. Assurantiekantoor Concreet V.O.F.,
gevestigd te Roden,
2. [geïntimeerde sub 2],
wonende te [woonplaats geintimeerde sub 2],
3. [geïntimeerde sub 3],
wonende te [woonplaats geintimeerde sub 3],
geïntimeerden in het principaal en appellanten in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen: Concreet,
procureur: mr P. Stehouwer.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 7 april 2004 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Concreet heeft een akte genomen, waarna [appellant] een antwoordakte heeft genomen.
Vervolgens hebben partijen de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
1. Als gesteld en niet betwist staat vast dat [appellant] zijn rechtsbijstandverzekering via assurantiekantoor Concreet V.O.F. had afgesloten. Het verzoek aan [werknemer van geintimeerde sub 1] (zie de aanvullende vaststaande feiten in het tussenarrest onder 2 , eerste gedachtenstreepje ) is dan ook aan [werknemer van geintimeerde sub 1] gedaan in zijn hoedanigheid van werknemer van Concreet en had met het feit dat [werknemer van geintimeerde sub 1] ook werkzaamheden voor Mercuur verrichtte niets van doen.
2. Nu op basis van de verklaringen van de getuigen [getuige] en [werknemer van geintimeerde sub 1] in onderling verband en samenhang bezien, als vaststaand moet worden aangenomen dat [getuige] het betreffende dossier op woensdag 27 januari 1999 (N.B. in het tussenarrest, dat in zoverre derhalve verbetering verdient, staat abusievelijk 26 januari 1999) aan [werknemer van geintimeerde sub 1] heeft overhandigd, is Concreet uit hoofde van het bepaalde in artikel 6:170 Rv aansprakelijk voorzover het te laat doorzenden van het dossier niet aan haarzelf, maar aan haar medewerker [werknemer van geintimeerde sub 1] valt te verwijten.
3. Nu het subsidiaire verweer Van Concreet reeds bij tussenarrest d.d. 7 april 2004 is verworpen, dient thans nog te worden bezien of het meer subsidiaire verweer van Concreet aan toewijzing van de vorderingen van [appellant] in de weg staat. Dit verweer houdt in dat, ook indien het verzoekschrift tot verlenging van de pachtovereenkomst tijdig zou zijn ingediend, door [appellant] geen schade zou zijn geleden, omdat die verlenging zou zijn geweigerd. Het hof merkt dienaangaande op dat de vraag in hoeverre [appellant] door het nalatig handelen van Concreet schade heeft geleden, beantwoording zal dienen te vinden in de schadestaat procedure. Nu aannemelijk is dat [appellant] ten gevolge van de niet verlenging van de pacht schade heeft geleden en die niet verlenging mogelijkerwijs enkel het gevolg is van het nalatig handelen van Concreet, staat dit verweer niet aan toewijzing van het gevorderde in de weg.
4. Het vorenstaande impliceert dat de grieven doel treffen en dat de vorderingen van [appellant] - welke voor het overige niet zijn bestreden - alsnog voor toewijzing in aanmerking komen.
5. In hetgeen hiervoor is overwogen ligt besloten dat het incidenteel appel, wat daar verder ook van zij, verder elk belang ontbeert.
De slotsom
6. De vonnissen waarvan beroep dienen te worden vernietigd. De vorderingen van [appellant] zullen alsnog worden toegewezen, als na te melden.
Concreet zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties. (in appel in totaal 2 punten tarief II).
De beslissing
Het gerechtshof:
in het principaal en in het incidenteel appel:
vernietigt de vonnissen waarvan beroep
en opnieuw rechtdoende:
verklaart voor recht dat assurantiekantoor Concreet V.O.F. toerekenbaar jegens [appellant] tekort is geschoten en onrechtmatig jegens [appellant] heeft gehandeld door niet tijdig de betreffende stukken met betrekking tot de beëindiging van de pachtovereenkomst door te sturen aan de rechtsbijstandverzekeringsmaatschappij;
veroordeelt assurantiekantoor Concreet V.O.F. en haar vennoten [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] hoofdelijk, des dat de één betalende de anderen zullen zijn gekweten, om de ten gevolge van voornoemde toerekenbare tekortkoming c.q. onrechtmatige daad van assurantiekantoor Concreet V.O.F. door [appellant] geleden en te lijden schade te vergoeden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
veroordeelt assurantiekantoor Concreet V.O.F. en haar vennoten [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] in de kosten van het geding in beide instanties en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellant]:
in eerste aanleg op Euro 281,90 aan verschotten en Euro 1.560,-- aan salaris voor de procureur,
in hoger beroep op Euro 295,18 aan verschotten en Euro 1.542,-- aan salaris voor de procureur;
verklaart dit arrest voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. Mollema, voorzitter, Meijeringh en Breemhaar, raden, en uitgesproken door mr Mollema, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Mellink als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 29 september 2004.