ECLI:NL:GHLEE:2004:AR3025

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
24 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 370/03 Inkomstenbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over zelfstandigen- en startersaftrek in de inkomstenbelasting voor het jaar 2001

In deze zaak staat centraal of de belanghebbende recht heeft op zelfstandigen- en startersaftrek over het jaar 2001. De belanghebbende, een zelfstandig ondernemer, ontving op 12 september 2002 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PV) over het jaar 2001, berekend op een verzamelinkomen van ƒ 45.886. Na bezwaar tegen deze aanslag, waarbij de belanghebbende verzocht om zelfstandigen- en startersaftrek, werd er een navorderingsaanslag opgelegd op basis van een verzamelinkomen van ƒ 46.121. De belanghebbende heeft hiertegen beroep aangetekend bij het gerechtshof.

De mondelinge behandeling vond plaats op 23 juni 2004, waarbij de belanghebbende niet aanwezig was, maar de inspecteur wel. De belanghebbende stelde dat hij om gezondheidsredenen per 1 juli 2001 zijn werkzaamheden had gestaakt, maar dat hij in het eerste half jaar van 2001 aan het urencriterium had voldaan. De inspecteur betwistte dit en stelde dat de belanghebbende niet voldeed aan het urencriterium van 1225 uren, zoals voorgeschreven in de Wet inkomstenbelasting.

Het hof oordeelde dat de belanghebbende niet voldeed aan het urencriterium, aangezien hij in het eerste half jaar 1040 uren had gewerkt en zijn onderneming per 1 juli 2001 had gestaakt. Het hof concludeerde dat de inspecteur terecht de zelfstandigen- en startersaftrek had geweigerd. De bijzondere omstandigheden van de belanghebbende, zoals ziekte, rechtvaardigden geen afwijking van het strikte urencriterium. Het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard, en er werden geen proceskosten toegewezen.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK 370/03 24 september 2004
Uitspraak van het gerechtshof te Leeuwarden, zesde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z (: de belanghebbende) tegen de uitspraak van de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst Noord, kantoor Emmen (: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van de belanghebbende tegen de zijn voor het jaar 2001 in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (: IB/PV) opgelegde navorderingsaanslag.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Aan de belanghebbende is op grond van de Wet inkomstenbelasting 2001 (: de Wet IB), met dagtekening 12 september 2002, over het jaar 2001 een aanslag IB/PV opgelegd berekend naar een verzamelinkomen van ƒ 45.886,--.
1.2 Belanghebbende heeft tegen deze aanslag een bezwaarschrift ingediend. Vooruitlopend op de uitspraak op het bezwaarschrift heeft de inspecteur bij brief van 20 januari 2003 aan belanghebbende meegedeeld dat deels aan het bezwaar zal worden tegemoetgekomen, maar dat op grond van een rekenfout in de aangifte alsnog een navorderingsaanslag zal worden opgelegd op basis van een verzamelinkomen van ƒ 46.121,--. Tegen deze navorderingsaanslag, gedagtekend 5 februari 2003, heeft belanghebbende tijdig een bezwaarschrift ingediend, dat bij de uitspraak op het bezwaarschrift, met dagtekening 28 maart 2003, ongegrond is verklaard.
1.3 Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak op 29 april 2003 bij het hof een beroepschrift (met bijlagen) ingediend. De inspecteur heeft op 18 juli 2003 een verweerschrift (met bijlagen) ingezonden.
1.4
1.4 De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van het hof op 23 juni 2004, gehouden te Groningen, alwaar belanghebbende niet en de inspecteur wel is verschenen. De uitnodiging voor de zitting is op 4 juni 2004 door belanghebbende voor ontvangst getekend.
1.5 Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De feiten
Blijkens de gedingstukken staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen het volgende vast.
2.1 De inspecteur heeft met dagtekening van 12 september 2002 aan belanghebbende over het jaar 2001 een aanslag IB/PV opgelegd, berekend naar een verzamelinkomen van ƒ 45.886,--. Tegen deze aanslag heeft belanghebbende een bezwaarschrift ingediend, waarbij -voor zover hier van belang- belanghebbende heeft verzocht om hem alsnog een zelfstandigen- en startersaftrek te verlenen in verband met de werkzaamheden die hij in 2001 als zelfstandig ondernemer met zijn tekstschrijversbureau heeft verricht.
2.2 Belanghebbende heeft in dat verband een urenoverzicht over 2001 aan de inspecteur doen toekomen. In dit overzicht heeft belanghebbende aangegeven dat hij in de periode januari tot en met juni 2001, gemiddeld 40 uur per week (minimaal) aan diverse werkzaamheden binnen zijn bedrijf heeft besteed, verband houdende met zijn schrijfopdrachten. In het eerste half jaar van 2001 heeft belanghebbende in zijn onderneming derhalve 1040 uur gewerkt. Voorts blijkt uit het verstrekte overzicht dat belanghebbende in de tweede helft van het jaar 2001 om gezondheidsredenen geen werkzaamheden meer heeft verricht voor zijn onderneming; per 1 juli 2001 heeft belanghebbende zijn bedrijf dan ook gestaakt.
2.3 Vooruitlopend op de uitspraak op het bezwaarschrift heeft de inspecteur bij brief van 20 januari 2003 op voorhand reeds aan belanghebbende meegedeeld dat het verzoek om starters- en zelfstandigenaftrek zal worden geweigerd. In dezelfde brief heeft de inspecteur tevens aan belanghebbende medegedeeld dat als gevolg van een dubbeltelling in de aangifte alsnog een navorderingsaanslag aan belanghebbende zal worden opgelegd op basis van een verzamelinkomen van ƒ 46.121,--. Naar aanleiding van deze navorderingsaanslag, gedagtekend 5 februari 2003, heeft belanghebbende op 17 maart 2003 per fax-brief aan de inspecteur medegedeeld dat hij zijn eerdere verzoek om starters- en zelfstandigenaftrek over het jaar 2001 handhaaft.
2.4 Bij de bestreden uitspraak, gedagtekend 28 maart 2003, heeft de inspecteur dit verzoek geweigerd en het bezwaarschrift ongegrond verklaard.
3. Het geschil en de standpunten van partijen
3.1 Tussen partijen is in geschil of belanghebbende over het jaar 2001 in aanmerking komt voor zelfstandigen- en startersaftrek en de vraag of hierbij sprake is van schending van de beginselen van algemeen bestuur door de inspecteur.
3.2 Belanghebbende stelt dat hij om gezondheidsredenen per 1 juli 2001 zijn werkzaamheden heeft moeten staken, maar dat hij, uitgaande van de minimaal 40 uren die hij per week in het eerste half jaar heeft gewerkt, op jaarbasis ruimschoots aan het urencriterium zou hebben voldaan. Belanghebbende acht de weigering voorts in strijd met de redelijkheid, omdat hij als arbeidsongeschikte een grotere kans loopt op uitval wegens ziekte dan andere startende ondernemers. Deze bijzondere omstandigheid -en naar analogie van de vrouw die zwanger wordt en voor wie slechts 700 uren geldt- rechtvaardigt volgens belanghebbende een lager urencriterium.
3.3 De inspecteur bestrijdt belanghebbendes grieven.
3.4 Voor een meer uitvoerige weergave van de standpunten van partijen verwijst het hof naar de gedingstukken.
4. De overwegingen omtrent het geschil
4.1 Bij het hier van toepassing zijnde urencriterium als bedoeld in de artikelen 3.6 en 3.76 van de Wet IB gaat het om het aantal uren dat gedurende het kalenderjaar wordt besteed aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet. Aan het urencriterium is voldaan als dit aantal uren ten minste 1225 bedraagt.
4.2 Vaststaat dat belanghebbende in het eerste half jaar 1040 uren aan zijn onderneming heeft besteed en dat hij per 1 juli 2001 de onderneming heeft gestaakt.
4.3 Het hof stelt vast dat belanghebbende daarmee niet heeft voldaan aan het hierboven onder punt 4.1 omschreven urencriterium van 1225 uren per kalenderjaar. De inspecteur heeft naar het oordeel van het hof terecht aangegeven dat dit urencriterium rechtstreeks uit de wet voortvloeit en zeer strikt is en niet ter zijde kan worden geschoven in geval van ziekte. Dat laatste kan naar het oordeel van het hof niet uit de wettekst, uit de wetsgeschiedens dan wel uit de strekking van de wetstekst worden afgeleid.
4.4 Belanghebbende voldoet derhalve niet aan voormeld criterium, zodat hij niet in aanmerking komt voor zelfstandigenaftrek. Nu voor de startersaftrek als bedoeld in artikel 3.76 lid 3 van de Wet IB hetzelfde urencriterium geldt, voldoet belanghebbende evenmin aan de gestelde voorwaarde voor de startersaftrek.
4.5 Voorts heeft de inspecteur naar het oordeel van het hof ook anderszins niet gehandeld met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur, waarbij belanghebbende met name op het redelijkheidsbeginsel doelt. In dit verband heeft belanghebbende analogie bepleit met het soepeler urencriterium dat geldt bij zwangerschap, zoals thans geregeld is in artikel 3.6 lid 5 van de Wet IB. Nu voornoemde regeling vanwege zwangerschap pas per 1 januari 2002 van kracht is geworden en dus nog niet van toepassing was in het hier aan de orde zijnde belastingjaar 2001, kan van overeenkomstige toepassing van die regel reeds op die grond geen sprake zijn.
4.6 Het vorenoverwogene brengt mee dat het hof het beroep ongegrond zal verklaren.
5. De proceskosten
Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing
Het gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld op 24 september 2004 door mr. G.M. van der Meer, raadsheer, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, en op die dag in het openbaar uitgesproken door voornoemde raadsheer in tegenwoordigheid van mr. J. de Jong als griffier en ondertekend door voornoemde raadsheer en door voornoemde griffier.
Afschrift aangetekend verzonden aan beide
partijen op 29 september 2004