ECLI:NL:GHLEE:2004:AR5156

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
29 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 155/04 WOZ
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Mr. Drion
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardebeschikking en bezwaar tegen WOZ-waarde van onroerende zaak

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 29 oktober 2004, staat de vraag centraal of er grond is voor een nieuwe waardebeschikking met betrekking tot de WOZ-waarde van een onroerende zaak. De belanghebbende had eerder bezwaar gemaakt tegen een waardebeschikking van 28 februari 2001, waarbij de WOZ-waarde was vastgesteld op € 174.251. Na een verzoek om motivering van het bezwaar op 3 mei 2001, dat door de belanghebbende niet werd opgevolgd, verklaarde de ambtenaar het bezwaarschrift op 17 juli 2001 niet ontvankelijk. Vervolgens diende de belanghebbende op 22 oktober 2003 opnieuw bezwaar in, ditmaal met een verzoek om een nieuwe waardebeschikking op basis van artikel 19 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Dit tweede bezwaarschrift werd echter op 6 januari 2004 door de ambtenaar niet ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.

De mondelinge behandeling vond plaats op 27 augustus 2004, waar de belanghebbende en de gemachtigden van de ambtenaar aanwezig waren. Het hof constateerde dat de ambtenaar het tweede bezwaarschrift ten onrechte niet had opgevat als een beroepschrift tegen de eerdere uitspraak. Het hof oordeelde dat de ambtenaar alsnog op het verzoek van de belanghebbende moest beslissen. De uitspraak van het hof verklaarde het beroep gegrond en verplichtte de ambtenaar om te beschikken op het verzoek ex artikel 19, tweede lid, van de Wet WOZ. Tevens werd de ambtenaar veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de belanghebbende, ter hoogte van € 115, en een vergoeding van € 37 voor het griffierecht. De gemeente Vlagtwedde werd aangewezen als de rechtspersoon die deze kosten diende te dragen.

De uitspraak werd op 3 november 2004 aangetekend verzonden aan beide partijen. Het hof benadrukte dat de ambtenaar de wettelijke termijnen voor het indienen van een beroepschrift in acht moest nemen, maar dat het verzuim om het tweede bezwaarschrift als beroepschrift op te vatten zonder gevolgen bleef voor de ontvankelijkheid van de belanghebbende.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
BK-04/00155 29 oktober 2004
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwar-den, derde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van
X te Z (: de belanghebbende)
tegen de uitspraak van
de heffingsambtenaar van de gemeente Vlagtwedde (: de ambtenaar)
gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende d.d. 6 januari 2004 tegen de aan hem uitgereikte waardebeschikking d.d. 28 februari 2001 terzake van de onroerende zaak a-weg 6 te Z.
1. De procesgang
1.1. Bij een aan belanghebbende uitgereikte waardebeschikking d.d. 28
februari 2001 is de woz-waarde van voornoemde onroerende zaak vastgesteld op € 174.251,--.
1.2. Tegen deze waardebeschikking heeft belanghebbende bij een op 20 maart 2001 bij de ambtenaar binnengekomen bezwaarschrift pro forma bezwaar gemaakt.
1.3. Op 3 mei 2001 is de belanghebbende verzocht bedoeld
bezwaar te motiveren. De belanghebbende heeft aan dit verzoek geen gevolg gegeven. Op grond daarvan heeft de ambtenaar het bezwaarschrift bij uitspraak van 17 juli 2001 niet ontvankelijk verklaard.
1.4. Vervolgens heeft de belanghebbende bij bezwaarschrift van 22
oktober 2003 wederom bezwaar gemaakt tegen voornoemde waardebeschikking en heeft hij tevens verzocht om een nieuwe waardebeschikking op grond van artikel 19 van de Wet.
1.5. Bij uitspraak d.d. 6 januari 2004 heeft de ambtenaar dit tweede
bezwaarschrift wegens termijnoverschrijding niet ontvankelijkverklaard.
1.6. Tegen deze uitspraak is belanghebbende bij een op 17 februari 2004 bij het hof binnengekomen beroepschrift in beroep gekomen.
1.7. Van de ambtenaar is op 1 april 2004 een verweerschrift met bijlagen ontvangen.
1.8. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op de zitting
van 27 augustus 2004 te Groningen, alwaar zijn verschenen de belanghebbende alsmede de gemachtigden van de ambtenaar.
1.9. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. Het geschil en de standpunten van partijen.
2.1. In geschil is het antwoord op de vraag of er grond is voor een nieuwe waardebeschikking.
2.2. De belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de ambtenaar ontkennend.
2.3. Voor een meer uitvoerige uiteenzetting van de standpunten van partijen verwijst het hof naar de gedingstukken.
Partijen hebben daaraan ter zitting geen nadere gronden aangevoerd.
3. De overwegingen omtrent het geschil.
3.1. De belanghebbende heeft bij bezwaarschrift van 22
oktober 2003 voor de tweede maal bezwaar gemaakt tegen voornoemde waardebeschikking.
3.2. Nu een tweede bezwaarschrift tegen een zelfde waardebeschikking niet mogelijk is, heeft de ambtenaar zich terecht op het standpunt gesteld dat een dergelijk bezwaarschrift niet-ontvankelijk is. Daarbij merkt het hof echter op dat de ambtenaar het bezwaarschrift ten onrechte niet heeft opgevat als een beroepschrift tegen de uitspraak op het eerste bezwaarschrift en in dat kader ten onrechte niet heeft doorgestuurd naar het hof, doch gelet op de wettelijke termijnen voor het indienen van een beroepschrift zou belanghebbende niet ontvankelijk zijn in zijn beroep. Derhalve is dit verzuim zonder gevolgen.
3.3. De belanghebbende heeft in zijn tweede bezwaarschrift tevens een verzoek ex artikel 19 lid 2 van de Wet gedaan. Nu de ambtenaar het bezwaarschrift niet ontvankelijk heeft verklaard is hij daarbij voorbijgegaan aan het verzoek van belanghebbende.
Daarom verstaat het hof dat de ambtenaar alsnog op dit verzoek zal beslissen.
3.4. Het beroep is gelet op het voorgaande in zoverre gegrond.
4. De proceskosten.
Het gerechtshof acht termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het hof bepaalt deze kosten op € 15,-- aan reiskosten en € 100,-- aan verletkosten.
5. De beslissing.
Het hof:
verklaart het beroep gegrond.
verstaat dat de ambtenaar alsnog beschikt op het verzoek ex artikel 19, tweede lid, van de wet WOZ;
veroordeelt de ambtenaar tot betaling aan belanghebbende van de door hem gemaakt proceskosten ten bedrage van € 115,--;
bepaalt dat de ambtenaar een bedrag van € 37,-- aan belanghebbende vergoedt van het door hem betaalde griffierecht;
wijst de gemeente Vlagtwedde aan als de rechtspersoon die deze kosten dient te dragen.
Gedaan door mr Drion, raadsheer als voorzitter, lid van de derde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de heer Haarsma als griffier en in het openbaar uitgesproken te Leeuwarden op 29 oktober 2004 door de voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier.
Op 3 november 2004 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.