ECLI:NL:GHLEE:2004:AR5776

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
12 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 103/04 Inkomstenbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Haarsma
  • F.J.W. Drion
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2002

In deze zaak gaat het om een beroep van de belanghebbende tegen een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2002, die op 11 november 2003 is opgelegd. De belanghebbende betwist de juistheid van de berekening van het te betalen bedrag, dat volgens de aanslag € 2.344,-- bedraagt. De belanghebbende stelt dat de uitkomst van de berekening € 1.254,-- zou moeten zijn, indien de aanwijzingen 'af' en 'bij' correct worden toegepast. De inspecteur heeft echter onbestreden aangevoerd dat de eerdere voorlopige aanslag een teruggave van € 545,-- betreft, wat betekent dat de belanghebbende had moeten begrijpen dat een negatief bedrag in mindering een bijtelling met zich meebrengt. Het hof oordeelt dat de berekening van de aanslag juist is en dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van het hof is gedaan op 12 november 2004, waarbij het beroep van de belanghebbende ongegrond is verklaard. De mondelinge behandeling vond plaats op 27 augustus 2004, waar de belanghebbende en de inspecteur aanwezig waren. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken en een afschrift is op 17 november 2004 verzonden.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK-04/00103 12 november 2004
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, derde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van
X te Z (: belanghebbende)
tegen de uitspraak van
de inspecteur Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen (: de inspec-teur),
gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de haar opgelegde aan-slag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2002.
1. Het procesverloop
1.1. Aan de belanghebbende is met dagtekening 11 november 2003 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2002 opgelegd.
1.2. Een door belanghebbende tegen deze aanslag tijdig ingediend bezwaarschrift heeft de inspecteur bij uitspraak van 31 december 2003 afgewezen.
1.3. De belanghebbende is tegen deze uitspraak bij een bij het hof op 5 februari 2004 binnengekomen beroepschrift (met bijlagen) in beroep gekomen.
1.4. Van de inspecteur is op 22 maart 2004 een verweerschrift met bijlagen ontvangen.
1.5. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op de zitting van 27 augustus 2004 , gehouden te Groningen, alwaar zijn verschenen de belanghebbende bijgestaan door haar echtgenoot alsmede de inspecteur.
1.6. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
1.7. Het hof heeft in deze zaak op 10 september 2004 in het openbaar mondeling uitspraak gedaan, waarvan het proces-verbaal bij aangetekend schrijven, ter post bezorgd op 21 september 2004, aan partijen is verzonden.
1.8. Bij een op 13 oktober 2004 bij het hof binnengekomen brief heeft belanghebbende verzocht de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke.
1.9. Het verschuldigde griffierecht is op 1 november 2004 voldaan.
2. Het geschil.
2.1. In geschil is het antwoord op de vraag of de uitkomst van de berekening van de aanslag juist is.
2.2 De belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de inspecteur bevestigend.
2.3. Voor een meer uitvoerige uiteenzetting van de standpunten van partijen verwijst het hof naar de gedingstukken.
2.4. Op de zitting hebben partijen daar niets aan toegevoegd.
3. De overwegingen
3.1. Blijkens de aanslag Inkomstenbelasting/Premie volksverzekeringen 2002 d.d. 11
november 2003 is de berekening van het te betalen bedrag als volgt:
Inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen € 3.776,--
Ingehouden loonheffing af € 2.032,--
Eerdere voorlopige aanslag(en) af € 545,--
In rekening gebrachte heffingsrente bij € 55,--
Te betalen € 2.344,--
=======
3.2. Belanghebbende heeft aangevoerd dat bij toepassing van de aanwijzingen "af" en "bij" de
uitkomst te betalen € 1.254,-- in plaats van € 2.344,-- moet zijn.
3.3. De inspecteur heeft onbestreden aangevoerd dat de in het over zicht bedoelde eerdere
voorlopige aanslag een teruggave van € 545,-- betreft.
3.4. Nu de eerdere voorlopige aanslag een teruggave betreft had belanghebbende moeten of
kunnen begrijpen dat een in mindering te brengen negatief bedrag een bijtelling met zich meebrengt. De berekening is derhalve juist.
3.5. Het beroep is, gelet op het voorgaande, ongegrond.
4. De proceskosten.
Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
5. De beslissing.
Het hof:
verklaart het beroep ongegrond;
Gedaan door mr Drion, raadsheer als voorzitter, in tegenwoordigheid van de heer Haarsma als griffier en in het openbaar uitgesproken te Leeuwarden op 12 november 2004 , door de voorzitter, in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier, De voorzitter,
M.Haarsma mr F.J.W. Drion
Afschrift per aangetekende post verzonden op 17 november 2004.