ECLI:NL:GHLEE:2005:AR8811

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
5 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
300173
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • M. Mollema
  • A. Meijeringh
  • J. Gerding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake voorzieningen in een geschil over pootaardappelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 5 januari 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep van een kort geding dat eerder door de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen was behandeld. De zaak betreft een geschil tussen de maatschap [appellant], gevestigd te [vestigingsplaats], en HZPC Holland B.V., gevestigd te Joure, over voorzieningen in verband met pootaardappelen. De voorzieningenrechter had in zijn vonnis van 6 februari 2003 de vorderingen van [appellant] in conventie afgewezen en in reconventie een dwangsom opgelegd, zij het gematigd. Het hof heeft de overwegingen van de voorzieningenrechter overgenomen en geoordeeld dat de grieven van [appellant] niet tot een ander oordeel leiden. Het hof heeft vastgesteld dat de stellingen van [appellant] in hoger beroep grotendeels herhalingen zijn van die in eerste aanleg en dat er geen nieuwe feiten zijn gepresenteerd die een andere uitkomst rechtvaardigen. Het hof heeft de voorzieningenrechter gevolgd in zijn oordeel dat de kort geding procedure zich niet leent voor uitgebreide bewijsvoering en dat de vorderingen van [appellant] niet summierlijk zijn gebleken. Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd en [appellant] veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep, die zijn begroot op Euro 245,-- aan verschotten en Euro 1.786,-- aan salaris voor de procureur. Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Arrest d.d. 5 januari 2005
Rolnummer 0300173
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Maatschap [appellant],
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna te noemen: [appellant],
procureur: mr P.R. van den Elst,
tegen
HZPC Holland B.V.,
gevestigd te Joure,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna te noemen: HZPC,
procureur: mr R.J.L Gustenhoven.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kort geding vonnis uitgesproken op 6 februari 2003 door de voorzieningenrechter van de rechtbank te Groningen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 3 maart 2003 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van HZPC tegen de zitting van 16 april 2003.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen zowel in conventie als in reconventie het vonnis van de Voorzieningenrechter van de rechtbank te Groningen van 6 februari 2003, registratienummer 62763 KG ZA 03-13, en opnieuw rechtdoende in conventie op te heffen het beslag tot afgifte van 24 december 2002 op de Spunta pootaardappelen in de bewaarloods, aan de Breweelsterweg 3 te Hornhuizen en in reconventie de vordering van geïntimeerde af te wijzen, met veroordeling van zowel in conventie als in reconventie van geïntimeerde in de kosten van de procedure in beide instanties."
Bij memorie van antwoord is door HZPC verweer gevoerd met als conclusie:
"bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, [appellant] in haar appèl niet-ontvankelijk te verklaren danwel de door haar ingestelde vorderingen af te wijzen (zo nodig onder verbetering van de gronden) en haar te veroordelen in de kosten van de procedure in beide instanties."
Vervolgens hebben partijen hun zaak schriftelijk doen bepleiten onder overlegging van pleitnota's. [appellant] heeft bij haar pleitnota producties overgelegd, waarbij productie 8 kennelijk een reactie is op het door HZPC bij haar pleitnota gestelde.
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft twee grieven opgeworpen.
De beoordeling
1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten onder overweging 1 (a t/m g) van het beroepen vonnis is geen grief ontwikkeld, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan.
2. De grieven hebben de kennelijke strekking de bestreden voorziening en hetgeen daaraan door de voorzieningenrechter aan rechtsoverwegingen voor het overige is ten grondslag gelegd, in volle omvang aan het oordeel van het hof te onderwerpen. Het hof zal de grieven daarom gezamenlijk behandelen.
3. Het hof leest in hetgeen [appellant] in de grieven heeft aangevoerd geen wezenlijk andere stellingen dan die reeds in eerste aanleg door [appellant] waren aangevoerd.
4. De voorzieningenrechter heeft in het beroepen vonnis duidelijk en gemotiveerd aangegeven op grond waarvan hij de stellingen en verweren van [appellant] heeft verworpen en de in conventie gevorderde voorzieningen heeft verworpen en de in reconventie gevorderde voorzieningen - zij het met matiging van de gevorderde dwangsom - heeft bevolen. Het hof verenigt zich met deze overwegingen en neemt die hierbij over. Het hof voegt daar nog het volgende aan toe.
5. Een kort geding procedure leent zich uit haar aard niet voor uitgebreide bewijsvoering. Aan hetgeen door [appellant] (grotendeels bij herhaling) is gesteld en in hoger beroep (andermaal) is bestreden, terzake van de wijze waarop HZPC in het algemeen op de aardappelenmarkt opereert, en meer in het bijzonder ook ten aanzien van de in 2002 door [appellant] geteelde pootaardappelen heeft geopereerd, moet daarom voorshands worden voorbijgegaan, nu zonder uitgebreide bewijsvoering terzake geen helder beeld valt te verkrijgen. Daarbij tekent het hof aan dat [appellant] weliswaar stelt dat HZPC jegens hem zodanig toerekenbaar tekort is geschoten dat hij gerechtigd was de poolovereenkomst 2002 buitengerechtelijk te ontbinden, doch dat die beweerdelijke tekortkoming slechts kan worden beoordeeld tegen de achtergrond van doel en opzet van een handelshuis als HZPC, waarbij lange termijn politiek veelal zal moeten prevaleren boven het individuele korte termijn belang van een van de aangesloten telers. Geenszins kan derhalve - op basis van de vaststaande feiten, de overgelegde producties en hetgeen thans over en weer door partijen naar voren is gebracht - voorshands worden geoordeeld dat summierlijk is gebleken dat de vordering, terzake waarvan HZPC beslag heeft gelegd, ondeugdelijk is.
6. Partijen verschillen (ook) van mening over het antwoord op de vraag of de voorzieningenrechter bij het bevelen van de voorzieningen in reconventie al dan niet terecht geen uitzondering heeft gemaakt voor de 125 ton pootgoed welke door [appellant] aan [koper] was verkocht. [appellant] stelt zich op het standpunt dat uitlevering van die 125 ton ten tijde van de mondelinge behandeling in eerste aanleg reeds had plaatsgevonden. HZPC heeft dat tot in zijn laatste processtuk betwist. Daargelaten dat het antwoord op deze vraag met name van belang lijkt in verband met het eventueel verbeuren van dwangsommen, kan het hof op basis van de voorhanden zijnde processtukken op dit punt voorshands niet tot een ander oordeel komen dan de voorzieningenrechter. Het hof slaat daarbij uitdrukkelijk geen acht op de als productie 8 door [appellant] bij zijn schriftelijke pleitnota overgelegde bescheiden, nu in de pleitnota van [appellant] eerst melding van deze producties wordt gemaakt in de reactie van [appellant] op de pleitnota van HZPC en voorshands niet duidelijk is of HZPC nog in de gelegenheid is geweest daarop te reageren.
Slotsom
7. Het vonnis, waarvan beroep, zal worden bekrachtigd. [appellant] zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep (salaris 2 punten, tarief II).
Beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis d.d. 6 februari 2003, waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van HZPC begroot op Euro 245,-- aan verschotten en op Euro 1.786,-- aan salaris voor de procureur;
verklaart dit arrest voor wat de kostenveroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs Mollema, voorzitter, Meijeringh en Gerding, raden, en uitgesproken door mr Mollema, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van de heer Bilstra als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 5 januari 2005.