ECLI:NL:GHLEE:2005:AS2135

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
12 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
400505
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mollema
  • A. Kuiper
  • J. Breemhaar
  • P. Streppel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de rechtsgeldigheid van nieuwe bedrijfs-CAO's en pensioenregelingen tussen vakbonden en Enna Aerosols

In deze zaak hebben de vakbonden CNV Bedrijvenbond en FNV Bondgenoten, samen met de Stichting Vrijwillige Vervroegde Uittreding Werknemers Enna Aerosols, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden. De vakbonden stelden dat zij nieuwe bedrijfs-CAO's met Enna Aerosols hadden gesloten voor de jaren 2002-2003 en 2003-2004, die afweken van eerder gesloten CAO's. Zij vorderden dat Enna Aerosols de in deze CAO's opgenomen regeling met betrekking tot de geïntegreerde pensioenregeling en de regeling over de vakbondsbijdrage zou nakomen, op straffe van een dwangsom. De voorzieningenrechter had echter het verweer van Enna Aerosols gehonoreerd, dat de CAO's niet rechtsgeldig tot stand waren gekomen, en de vorderingen van de vakbonden afgewezen. Dit vonnis werd in hoger beroep aangevochten.

Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de voorzieningenrechter waren weergegeven, met uitzondering van enkele grieven van de vakbonden. Het hof oordeelde dat de vakbonden niet konden aantonen dat de CAO's rechtsgeldig waren ondertekend, en dat de vorderingen tot nakoming van de pensioenregeling en de vakbondsbijdrage niet konden worden toegewezen. Het hof concludeerde dat de vakbonden onvoldoende spoedeisend belang hadden bij hun vorderingen, en dat de primaire vordering tot nakoming van de CAO niet toewijsbaar was. De subsidiaire vordering tot ondertekening van de CAO werd eveneens afgewezen.

Het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter, met uitzondering van de kostenveroordeling, en veroordeelde Enna Aerosols in de proceskosten van de eerste aanleg. De kosten in hoger beroep werden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten droeg. Het hof benadrukte dat een werknemersorganisatie gerechtigd is om nakoming van een CAO te vorderen, vooral als het gaat om verplichtingen van de werkgever jegens zijn werknemers.

Uitspraak

Arrest d.d. 12 januari 2005
Rolnummer 0400505
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
1. CNV Bedrijvenbond,
gevestigd te Houten,
2. FNV Bondgenoten,
gevestigd te Amsterdam,
beiden tezamen ook aan te duiden als de vakbonden,
3. Stichting Vrijwillige Vervroegde Uittreding Werknemers Enna Aerosols,
verder ook aan te duiden als de stichting VUT,
gevestigd te Dokkum,
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen: CNV c.s.,
procureur: mr P. Tuinman,
tegen
Enna Aerosols B.V.,
gevestigd te Dokkum,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: Enna Aerosols,
procureur: mr J.V. van Ophem.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kort geding vonnis uitgesproken op 1 oktober 2004 door de voorzieningenrechter van de rechtbank te Leeuwarden.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 28 oktober 2004 is door CNV c.s. hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van Enna Aerosols tegen de zitting van 10 november 2004.
Het petitum van de dagvaarding in hoger beroep, tevens bevattende de grieven en een wijziging van eis, luidt:
"het vonnis van 1 oktober 2004 van de Voorzieningenrechter van de sector civiel van de rechtbank Leeuwarden tussen partijen gewezen, te vernietigen en opnieuw rechtdoende bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
geïntimeerde te veroordelen tot:
- primair: nakoming binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis van haar verplichtingen uit hoofde van de CAO Enna Aerosols B.V. met de looptijd 1 april 2002 - 1 april 2003 en met de looptijd 1 april 2003 - 1 april 2004, meer specifiek artikel 17C CAO betreffende de geïntegreerde pensioenregeling en artikel 2 lid 12 CAO betreffende regeling werkgeversbijdrage, jegens alle werknemers, zulks onder verbeurte van een dwangsom van ? 500,- voor iedere op dat moment werkzame werknemer, per dag verschuldigd aan elk van de bonden afzonderlijk indien gedaagde na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis in gebreke blijft aan voornoemde verplichtingen te voldoen:
subsidiair: ondertekening binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis van de CAO Enna Aerosols B.V. met de looptijd 1 april 2002 - 1 april 2003 en met looptijd van 1 april 2003 - 1 april 2004 en tot naleving daarvan, zulks onder verbeurte van een dwangsom van ? 500,- voor iedere op dat moment werkzame werknemer, per dag verschuldigd aan elk van de bonden afzonderlijk indien gedaagde na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis in gebreke blijft aan voornoemde verplichtingen te voldoen;
- geïntimeerde te veroordelen tot betaling van een voorschot op de aan de appellanten toekomende schadevergoeding van ? 19.000,-.
- geïntimeerde te veroordelen in de proceskosten van beide instanties."
Bij memorie van antwoord is door Enna Aerosols verweer gevoerd met als conclusie:
"het vonnis waarvan beroep te bekrachtigen, zonodig onder aanvulling of verbetering van gronden, en de vermeerderde eis af te wijzen."
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
CNV c.s. hebben zeven grieven opgeworpen.
De beoordeling
Ten aanzien van de feiten
1. De voorzieningenrechter heeft in de rechtsoverwegingen 1.1. tot en met 1.9 de feiten geschetst waarvan hij bij de beoordeling als vaststaand is uitgegaan. Tegen deze feiten zijn, behoudens voor zover grief 1 zich richt tegen rechtsoverweging 1.3, geen grieven gericht, zodat het hof ook van die weergave van de feiten zal uitgaan, zulks met inachtneming van hetgeen hierna met betrekking tot grief 1 zal worden overwogen.
2. Grief 1 richt zich tegen de overweging dat Enna Aerosols sinds omstreeks 1995 in gesprek waren over vermindering van de pensioenlasten voor Enna Aerosols. Volgens de vakbonden was de bedoeling van Enna Aerosols en de vakbonden kostenbeheersbaarheid/kostenneutraliteit en geen kostenvermindering.
Bij memorie van antwoord heeft Enna Aerosols opgemerkt dat het uitgangspunt van de onderhandelingen over een nieuwe pensioenregeling, - die uitging van middelloon in plaats van eindloon - op de korte termijn kostenneutraliteit en op de langere termijn het behalen van een besparing. Nu zulks ook voldoende blijkt uit de overgelegde producties 3 en 4 bij de dagvaarding in hoger beroep, zal het hof de grief in zoverre gegrond verklaren. Of de vakbonden daar baat bij hebben, zal uit het vervolg blijken.
Korte aanduiding van het geschil
3. De vakbonden hebben, stellende dat zij met Enna Aerosols voor 2002-2003 en 2003-2004 nieuwe bedrijfs-CAO's hebben gesloten die afweken van de voorheen gesloten bedrijfs-CAO's, gevorderd dat Enna Aerosols de in die eerstgenoemde CAO's opgenomen regeling met betrekking tot de geïntegreerde pensioenregeling, alsmede de regeling over de vakbondsbijdrage, zou nakomen op straffe van een dwangsom. De voorzieningenrechter heeft het verweer van Enna Aerosols dat de CAO's waar de vakbonden deze vorderingen op heeft gebaseerd niet rechtsgeldig tot stand zijn gekomen, gehonoreerd en heeft de daarop gebaseerde vorderingen met betrekking tot de pensioenpremies afgewezen. Deze beslissing wordt in hoger beroep aangevochten. De vordering met betrekking tot de vakbondsbijdrage heeft de voorzieningenrechter niet spoedeisend geoordeeld. Ook deze beslissing wordt in hoger beroep aangevochten. Dat zelfde geldt voor de vordering van de vakbonden tot schadevergoeding wegens gezichtsverlies en extra inspanning van vakbondsbestuurders.
CNV c.s. hebben in eerste aanleg voorts gevorderd dat Enna Aerosols wordt veroordeeld tot betaling van ? 367.000,00 aan de stichting VUT wegens niet afgedragen VUT-premies. Deze vordering is door de kantonrechter toegewezen en vormt geen onderwerp van geschil in dit hoger beroep.
De vordering in hoger beroep
4. Het hof leidt uit de stellingen van CNV c.s. af dat zij niet een vernietiging van het vonnis waarvan beroep beogen voor zover daarbij hun vorderingen zijn toegewezen. Het hof zal het petitum van de appeldagvaarding dan ook in die zin opvatten. Ten opzichte van de vordering in eerste aanleg hebben CNV c.s. in de appeldagvaarding hun petitum gewijzigd zoals hiervoor vermeld. Tegen deze wijziging van de eis heeft Enna Aerosols zich niet verzet, zodat het hof de gewijzigde vordering heeft te beoordelen.
Ten aanzien van het spoedeisend belang
5. Enna Aerosols heeft haar verweer gehandhaafd dat de vakbonden geen spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen. De vakbonden hebben in de grieven 5 en 6 het oordeel van de voorzieningenrechter aangevochten dat zij geen spoedeisend belang hebben bij hun vordering betreffende de vakbondsbijdrage en de schadevergoeding wegens gezichtsverlies en bestuurdersuren.
6. Het hof overweegt dat uitgangspunt is dat een werknemersorganisatie gerechtigd is als contractspartij uit eigen hoofde nakoming van een door haar met een werkgever gesloten CAO te vorderen, in het bijzonder indien het, zoals hier gesteld, gaat om in die CAO opgenomen verplichtingen van die werkgever jegens zijn werknemers. De door de vakbonden ingestelde vorderingen betreffende de afdracht van pensioenpremies strekt tot het treffen van een onmiddellijke voorziening ter zake van de door vakbonden gestelde tekortkoming van Enna Aerosols bij de uitvoering van de verbintenissen die voor laatstgenoemde voortvloeien uit de door haar met de vakbonden beweerdelijk gesloten CAO's, waarmee op dat punt het spoedeisend belang voldoende is gegeven (HR 5 februari 1999, NJ 1999, 307).
7. De vakbonden hebben betoogd dat als één van de vorderingen voldoende spoedeisend is, daarmee ook de spoedeisendheid van de andere (neven)vorderingen een gegeven is. Dit standpunt vindt geen steun in het recht. De vorderingen betreffende de bijdrage van Enna Aerosols aan de vakbonden en de vergoeding van geleden schade zijn geldvorderingen van de vakbonden zelf. Voor de vraag of plaats is voor toewijzing bij voorraad van een geldvordering in kort geding zal de rechter niet alleen te hebben onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist (HR 29 maart 1985, NJ 1986/84 en latere jurisprudentie, onder meer HR 28 mei 2004, NJ 2004, 602). Zulke feiten en omstandigheden zijn niet door de vakbonden gesteld, zodat die vorderingen ook om die reden in hoger beroep moeten worden afgewezen. De grieven 5 en 6 treffen dan ook geen doel.
8. Ten aanzien van de vordering betreffende de vakbondsbijdrage overweegt het hof ten overvloede nog dat de gevorderde dwangsom op de nakoming van deze verplichting voorts nog afstuit op artikel 611a Rv, eerste lid, laatste volzin.
De vordering betreffende de pensioenbijdrage
9. Grief 2 richt zich tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat noch voor 2002-2003 noch voor 2003-2004 sprake is van CAO die voldoet aan het vereiste van artikel 3 Wet CAO.
10. Ingevolge artikel 3 Wet CAO kan een CAO alleen worden aangegaan bij authentieke of onderhandse akte, waaronder volgens de literatuur moet worden verstaan een door alle partijen ondertekend geschrift dat is opgemaakt om tot bewijs van de CAO te dienen (vgl. Fase/Van Drongelen, CAO-recht, Deventer 2004, pag. 49). Voor beide CAO-perioden is een schriftelijke overeenkomst opgesteld, doch in beide gevallen bestaat geen exemplaar dat door de CAO-partijen is getekend op de daarvoor in het geschrift aangewezen plaats. Wel zijn voor de versie 2002-2003 in eerste aanleg als productie 3A zijdens CNV c.s. een drietal stukken overgelegd, getiteld "retourstrook behorende bij aanbiedingsbrief aan CAO-partijen", respectievelijk getekend door [naam] namens CNV Bedrijvenbond, [naam] namens FNV Bondgenoten en [naam], vertegenwoordigende Enna Aerosols B.V., die steeds melden: "partij bij de CAO voor Enna Aerosols B.V. Verklaart zich akkoord met de nota van wijzigingen d.d. 25 april 2003." De nota van wijzigingen d.d. 25 april 2003 behelst de CAO 2002-2003.
11. Naar 's hofs oordeel volgt uit artikel 3 Wet CAO niet dat slechts van een geldige CAO sprake kan zijn indien de vereiste handtekeningen geplaatst zijn op het juiste stippellijntje. Ook indien die handtekeningen geplaatst zijn op later toegevoegde bladen - mits maar duidelijk is dat de tot tekening bevoegde persoon heeft beoogd een handtekening te plaatsen ten teken dat hij zich verenigde met de inhoud van de in schriftelijke vorm neergelegde CAO-afspraken - is aan het vereiste van artikel 3 Wet CAO voldaan.
12. Mitsdien moet het hof vervolgens de vraag beantwoorden of de heer [gevolmachtigde Enna Aerosols] bevoegd was de CAO te ondertekenen, nu zulks door Enna Aerosols stellig is betwist. Blijkens de overgelegde kopie van de inschrijvingen in het handelsregister (productie 19 bij de dagvaarding in hoger beroep) is op 31 oktober 2001 is ingeschreven dat de heer [gevolmachtigde Enna Aerosols] gevolmachtigde (niet bestuurder) is van Enna Aerosols met de volgende volmacht: "De procuratie geldt voor het ondertekenen van diverse documenten waaronder eur-1 en certificaat van oorsprong, alsmede diverse documenten waaronder certificaten van oorsprong en facturen ten behoeve van handtekeninglegalisatie". Op 2 juli 2003 is met terugwerkende kracht tot 31 oktober 2001 ingeschreven dat [gevolmachtigde Enna Aerosols] de titel "plantmanager" draagt.
13. Naar 's hofs voorlopig oordeel kan uit de omschrijving van de volmacht van de heer [gevolmachtigde Enna Aerosols] niet worden afgeleid dat hij bevoegd was tot het sluiten van CAO's.
Volgens de memorie van grieven (punt 53) heeft de heer [gedelegeerd bestuurder] bij brief van 26 mei 2003 aangegeven dat Aerosols akkoord is met de CAO 2002-2003. Als productie 14 is in eerste aanleg overgelegd een brief van 26 mei 2003 van [gedelegeerd bestuurder], gedelegeerd bestuurder [naam BV] B.V., gericht aan de heer [naam] van de CNV Bedrijvenbond. Deze brief meldt:
"Betreffende de CAO-tekst hebben wij reeds onze goedkeuring gegeven. Een door de plantmanager ondertekend exemplaar is naar de werkgeversvereniging AWVN verstuurd. Navraag bij de AWVN heeft geleerd dat u inmiddels ook een akkoord hebt gegeven De AWVN heeft de CAO ter goedkeuring naar de Arbeidsinspectie gestuurd en verwacht in week 23 een positieve reactie te ontvangen"
14. Het hof constateert dat Enna Aerosols niet betwist dat [gedelegeerd bestuurder] een bevoegd bestuurder was. Uit de hiervoor genoemde brief hebben de vakbonden, naar 's hofs voorlopig oordeel, mogen afleiden dat de bevoegde bestuurder het plaatsen van de handtekening tot het aangaan van de CAO 2002-2003 door de niet bevoegde [gevolmachtigde Enna Aerosols] onder deze CAO heeft bekrachtigd. Enna Aerosols heeft aangevoerd dat de heer [gedelegeerd bestuurder] het op dat moment druk had met een reorganisatie en daardoor geen kennis had kunnen nemen van de CAO. Deze omstandigheden dienen echter, gelet op artikel 3:35 BW, voor rekening van [gedelegeerd bestuurder] en daarmee van Enna Aerosols te komen.
15. Grief 2 slaagt dan ook voor zover deze betrekking heeft op de CAO 2002-2003.
16. Voor 2003-2004 hebben de bonden geen door een bestuurder of gevolmachtigde ondertekend exemplaar in het geding gebracht. Als productie 15 bij de dagvaarding in hoger beroep is overgelegd een aanbiedingsbrief aan het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, getekend door de personeelsfunctionaris [naam]; dat zij bevoegd was handtekeningen onder CAO's te zetten blijkt uit niets. Handtekeningen van de vakbonden ontbreken eveneens. Ook aan het als onderdeel van productie 25 door CNV c.s. in hoger beroep in het geding gebracht stuk ontbreken de vereiste handtekeningen.
Derhalve deelt het hof het oordeel van de voorzieningenrechter dat voor 2003-2004 geen in de wettige vorm opgemaakte CAO tot stand is gekomen.
17. De vakbonden betogen in hun subsidiaire toelichting op de tweede grief dat de Enna Aerosols verplicht moet worden een handtekening onder de CAO te plaatsen.
Het hof kan de bonden in die stelling niet volgen, aangezien de subsidiaire eis afstuit op het bepaalde in artikel 3 van de Wet CAO.
18. Ten aanzien van de CAO 2003-2004 is grief 2 in dan ook tevergeefs voorgedragen.
19. In de grieven 3 en 4 richten de vakbonden zich tegen de afwijzing van hun primaire eis tot nakoming van artikel 17 C van de beide CAO's op straffe van een dwangsom.
Voor zover het de eis tot nakoming van artikel 17 C van de CAO 2003-2004 betreft, falen de grieven reeds op grond van het in r.o. 16 en 17 overwogene. Voor wat betreft de eis tot nakoming van artikel 7C van de CAO 2002-2003 overweegt het hof het volgende.
20. Het hof constateert dat genoemd artikel 17C, zoals geciteerd in rechtsoverweging 1.5 van het vonnis waarvan beroep waar artikel 17 C abusievelijk wordt aangeduid als artikel 17, spreekt over uitgangspunten die zijn overeengekomen voor een nieuwe vroegpensioenregeling. Artikel 17C bevat geen rechtstreeks afdwingbare verplichtingen voor Enna Aerosols ten aanzien van iedere bij haar werkzame werknemer. Vanwege het te onbepaalde karakter van de primaire vordering kan deze niet worden toegewezen op straffe van een dwangsom per werknemer.
Wel vloeit uit deze CAO-bepaling de verplichting voor Enna Aerosols voort om door te onderhandelen over een nadere uitwerking conform deze uitgangspunten - hetgeen ook is gebeurd en (voorlopig) heeft geresulteerd in een concept-pensioenreglement d.d. 6 oktober 2003 (productie 11 bij de dagvaarding in hoger beroep) - hetwelk echter niet door Enna Aerosols is ondertekend. De vakbonden hebben dit reglement evenwel niet in hun vordering betrokken.
Aangezien de primaire vordering tot nakoming van artikel 17C van de CAO 2002-2003 in dit kort geding niet toewijsbaar is, kan de vraag of dit artikel wegens dwaling aan de zijde van Enna Aerosols vernietigbaar is omdat dit niet leidt tot een kostenbeheersing maar tot een kostenexplosie die het voortbestaan van haar onderneming bedreigt, in dit appel buiten behandeling blijven.
21. De grieven 3 en 4 treffen dan ook geen doel.
Ten aanzien van de proceskosten
22. In grief 7 klagen CNV c.s. er over dat de voorzieningenrechter ten onrechte de proceskosten heeft gecompenseerd nu de vordering tot betaling van ? 367.000 is toegewezen.
Het hof acht deze grief gegrond. Gelet op de toewijzing van de vordering ten behoeve van de Stichting Vut en op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de CAO 2002-2003 dient Enna Aerosols aangemerkt te worden als de in eerste aanleg in overwegende mate in het ongelijk te stellen partij.
Het hof zal Enna Aerosols in de kosten van de procedure in eerste aanleg veroordelen. Het hof zal daarbij ook betrekken de verschotten - voor zover blijkende uit de overgelegde bescheiden aangezien de deurwaardersexploten niet zijn overgelegd - met betrekking tot de na de dagvaarding in eerste aanleg, doch voor het beroepen vonnis gelegde beslagen ten laste van Enna Aerosols, nu het hof de toelichting op grief 7 zo opvat dat CNV c.s. ook vergoeding van die kosten beoogt. Het hof zal het voor korte gedingen gebruikelijk toe te kennen salaris enigszins verhogen in verband met de werkzaamheden van de procureur ten behoeve van die beslagen.
23. In hoger beroep weegt de kwestie van de VUT-gelden niet mee. Het hof ziet aanleiding om, nu partijen over een weer in het ongelijk zijn gesteld, de kosten van het hoger beroep te compenseren in die zin dat elk der partijen de eigen kosten draagt.
De slotsom
24. Het hof zal het vonnis waarvan beroep, zij het gedeeltelijk op andere gronden, bekrachtigen, met uitzondering van de kostenveroordeling en voor het overige de vordering van CNV c.s. afwijzen.
De subsidiaire vordering tot ondertekening van de CAO van 2002-2003 is niet toewijsbaar, nu het hof heeft geoordeeld dat deze CAO wel is getekend. Over de ondertekening van de CAO 2003-2004 heeft het hof hiervoor in rechtsoverweging 17 al in afwijzende zin geoordeeld.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep, behoudens voor zover daarbij de kosten van het geding in eerste aanleg zijn gecompenseerd en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Enna Aerosols in de kosten van het geding in eerste instantie en begroot die aan de zijde van CNV c.s. tot aan deze uitspraak op ? 593,40 aan verschotten (inclusief de griffierechten voor de beslagverzoeken) en ? 1.250 aan salaris voor de procureur en verklaart die proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten in hoger beroep in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Aldus gewezen door mrs Mollema, voorzitter, Kuiper en Breemhaar, raden, en uitgesproken door mr Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Haites-Verbeek als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 12 januari 2005.