ECLI:NL:GHLEE:2005:AS3241

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
14 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 333/04 Inkomstenbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kosten van woningaanpassingen in verband met ziekte en invaliditeit en de aftrekbaarheid daarvan onder de Wet inkomstenbelasting 2001

Op 14 januari 2005 heeft het Gerechtshof te Leeuwarden uitspraak gedaan in een belastingzaak betreffende de aftrekbaarheid van kosten voor woningaanpassingen in verband met ziekte en invaliditeit. De belanghebbende had een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2001 ontvangen, waarop hij bezwaar had aangetekend. De inspecteur van de Belastingdienst had het bezwaar afgewezen, waarna de belanghebbende in beroep ging bij het hof.

De zaak draaide om de vraag of de kosten van aanpassingen aan de woning, zoals het plaatsen van een douche- en toiletcombinatie, als uitgaven ter zake van ziekte en invaliditeit konden worden aangemerkt volgens artikel 6.17 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Het hof overwoog dat voor een aanpassing om als hulpmiddel te worden aangemerkt, deze specifiek bestemd moet zijn voor gebruik door de zieke of invalide persoon en niet tot waardevermeerdering van de woning mag leiden. De aanpassingen in deze zaak voldeden niet aan deze criteria.

Het hof verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond, omdat de kosten van de aanpassingen niet als aftrekbare uitgaven konden worden beschouwd. De belanghebbende had ook aangevoerd dat hij zich in zijn rechtsgelijkheid aangetast voelde, maar het hof oordeelde dat deze argumenten niet relevant waren voor de zaak. De proceskosten werden niet toegewezen, aangezien het hof geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. G.M. van der Meer, raadsheer als voorzitter, in aanwezigheid van de griffier, de heer M. Haarsma.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK-04/00333 14 januari 2005
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, zesde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van
X te Z (: belanghebbende)
tegen de uitspraak van
de inspecteur Belastingdienst/Noord/kantoor Leeuwarden (: de inspec-teur),
gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde aan-slag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2001.
1. Het procesverloop
1.1. Aan de belanghebbende is met dagtekening 22 oktober 2003 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001 opgelegd.
1.2. Een door belanghebbende tegen deze aanslag tijdig ingediend bezwaarschrift heeft de inspecteur bij uitspraak van 8 april 2004 afgewezen.
1.3. De belanghebbende is tegen deze uitspraak bij een bij het hof op 16 april 2004 binnengekomen beroepschrift (met bijlage) in beroep gekomen.
1.4. Van de inspecteur is op 8 juni 2004 een verweerschrift met bijlagen ontvangen.
1.5. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op de zitting van 6 december 2004, gehouden te Leeuwarden, alwaar zijn verschenen de belanghebbende en de inspecteur, bijgestaan door de heer A.
1.6. Ter zitting heeft de belanghebbende zijn pleitnota voorgelezen waarna hij deze heeft overgelegd.
1.7. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De feiten.
2.1. De echtgenote van de belanghebbende heeft twee heupoperaties (links en rechts) ondergaan. Na de eerste operatie bleek dat aanpassingen van de douche en het toilet nodig waren om het gevaar van een val te verkleinen.
2.2. De aanpassingen hebben bestaan uit het plaatsen van:
- een meubelcombinatie;
- een douchecombinatie;
- een (hoger) closetcombinatie ;
- een (stevige) fonteincombinatie;
- een decor radiator (voorheen alleen vloerverwarming);
- (stroeve) vloer- en wandtegels en
- een MDF plafond met spots, alsmede uit:
- werkloon installateur/tegelzetter met materiaal en
- een stelpost.
3. Het geschil.
3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of de kosten van de aanpassingen zijn aan te merken als de in artikel 6.17, onderdeel a van de Wet inkomstenbelasting 2001 (: de Wet) bedoelde uitgaven ter zake van ziekte en invaliditeit.
3.2 De belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de inspecteur ontkennend.
3.3. Voor een meer uitvoerige uiteenzetting van de standpunten van partijen verwijst het hof naar de gedingstukken.
3.4. Op de zitting hebben partijen daar niets aan toegevoegd.
4. De overwegingen
4.1. Ingevolge artikel 6.17, aanhef en sub a, van de Wet komen voor aftrek in aanmerking de met ziekte en invaliditeit verband houdende uitgaven voor genees- en heelkundige hulp met inbegrip van farmaceutische en andere hulpmiddelen.
4.2. Wil een aanpassing van een woning als een hulpmiddel worden aangemerkt, dan dienen de aangebrachte voorzieningen ertoe te strekken de zieke of invalide persoon in staat te stellen de normale lichaamsfunctie te vervullen waartoe het zonder die voorzieningen niet in staat zou zijn. Wel dienen de voorzieningen dan op medisch voorschrift te zijn getroffen, specifiek bestemd te zijn voor gebruik door de zieke of invalide persoon en overigens niet tot waardever-meerdering van de woning te leiden. Aanpassingen die leiden tot een resultaat dat als bestanddeel van de woning moet worden aangemerkt, behoren niet tot de hulpmiddelen (HR 21 november 1990, BNB
1991/36)
4.3. Naar het oordeel van het hof kunnen de onderhavige aanpas-singen - zo zij al geen bestanddeel van de woning zijn geworden en op grond daarvan geen hulpmiddel - niet als een hulpmiddel in eerstbedoelde zin worden aangemerkt. De aanpassingen zijn - ondanks de medische indicatie - niet specifiek bestemd voor gebruik door zieke of invalide personen dan wel nemen geen gestoorde lichaamsfunctie van de zieke of invalide persoon over. Voor zover (overeenkomstig het verweerschrift van de inspecteur) de verhoging van het closet (inclusief de daarmee gepaard gaande installatiekosten) wel als zodanig heeft te gelden, merkt het hof op dat de kosten hiervan (tezamen met de wel geaccepteerde buitengewone uitgaven van ƒ 2.011,--) beneden de drempel van ƒ 5.425,-- blijven, zodat ook op die grond geen recht bestaat op aftrek van deze kosten.
4.4. De belanghebbende heeft nog gesteld dat hij zich in zijn rechtsgelijkheid voelt aangetast. Hij verwijst hiervoor naar het creatief invullen van belastingaangiftes, het tolereren van ‘belastingvrijstaatjes’ en het oninbaar verklaren van vorderingen ingeval tweemaal niet wordt betaald. Nu het hier andere (en slechts algemeen geduide) zaken betreft dan thans aan de orde, kan hetgeen de belanghebbende dienaangaande heeft opgemerkt niet tot een ander oordeel leiden.
4.5. Het beroep is derhalve ongegrond
5. De proceskosten.
Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing.
Het hof:
verklaart het beroep ongegrond;
Vastgesteld op 14 januari 2005 door mr. G.M. van der Meer, raadsheer als voorzitter, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de heer M. Haarsma als griffier en op die dag in het openbaar uitgesproken te Leeuwarden, door de voorzitter, in tegenwoordigheid van de griffier.
Afschrift aangetekend aan beide partijen
verzonden op 19 januari 2005