ECLI:NL:GHLEE:2005:AS4667
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- prof. mr. Aardema
- mr. Drion
- mr. drs. Strik
- Rechtspraak.nl
Belanghebbendes echtgenote en het winkelperceel a-straat 131: Privé-vermogen of ondernemingsvermogen?
In deze zaak is in geschil of het winkelperceel a-straat 131 door de echtgenote van belanghebbende mag worden gerekend tot haar privé-vermogen. Belanghebbende heeft in 1997 een verlies aangegeven, waarbij hij de baten en lasten van het winkelperceel op grond van artikel 5, lid 1, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 als bestanddelen van zijn inkomen heeft aangemerkt. De inspecteur heeft echter gesteld dat het winkelperceel behoort tot het verplichte ondernemingsvermogen van de echtgenote, wat leidt tot een vermindering van het aangegeven verlies.
De feiten zijn als volgt: belanghebbende is buiten gemeenschap van goederen gehuwd met A. Samen hebben zij een vennootschap onder firma opgericht die een detailhandel in textielgoederen en meubelen drijft. Het winkelperceel a-straat 131 maakt deel uit van een winkelcomplex dat door de echtgenote van belanghebbende is gekocht. De inspecteur heeft bij de verliesbeschikking het standpunt ingenomen dat het winkelperceel a-straat 131 niet tot het privé-vermogen van de echtgenote behoort, maar tot haar ondernemingsvermogen, omdat het perceel feitelijk en uitsluitend door de vennootschap onder firma wordt gebruikt.
Tijdens de zitting hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Belanghebbende stelt dat het winkelperceel niet essentieel is voor de bedrijfsvoering van de vennootschap en dat zijn echtgenote het perceel heeft aangekocht met het oog op belegging. De inspecteur daarentegen betoogt dat het perceel een essentiële functie vervult binnen de onderneming en dat het dus tot het verplichte ondernemingsvermogen behoort.
Het hof oordeelt dat de keuze van de belastingplichtige om een vermogensbestanddeel tot het privé- of ondernemingsvermogen te rekenen, binnen de grenzen van de redelijkheid moet blijven. In dit geval concludeert het hof dat het winkelperceel a-straat 131 behoort tot het verplichte ondernemingsvermogen van de echtgenote, waardoor de baten en lasten niet kunnen worden aangemerkt als inkomsten uit vermogen van belanghebbende. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard.