ECLI:NL:GHLEE:2005:AS4680
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terecht onthouden zelfstandigenaftrek aan belanghebbende door inspecteur
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, staat de vraag centraal of de inspecteur terecht de zelfstandigenaftrek aan de belanghebbende heeft onthouden. De belanghebbende had voor het jaar 2000 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PV) opgelegd gekregen, waarbij het belastbaar inkomen aanvankelijk was vastgesteld op ƒ 101.026,--. Na bezwaar werd dit bedrag verlaagd tot ƒ 81.467,--, maar de zelfstandigenaftrek werd niet verleend. De belanghebbende heeft hiertegen beroep aangetekend.
De procedure begon met een pro forma beroepschrift dat op 20 augustus 2003 bij het gerechtshof werd ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 19 augustus 2004, waarbij de belanghebbende en de inspecteur aanwezig waren. Tijdens deze zitting werd het onderzoek heropend om aanvullende informatie te verkrijgen over de door de belanghebbende opgevoerde uren. De belanghebbende stelde dat hij in totaal 1275 uren aan zijn onderneming had besteed, terwijl de inspecteur van mening was dat de onderneming feitelijk tot 1 april 2000 was gedreven en dat slechts de uren tot die datum in aanmerking genomen konden worden.
Het hof oordeelde dat de belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd voor de door hem opgevoerde uren. De urenstaat was niet dagelijks bijgehouden en was gebaseerd op niet-overgelegde notities, waardoor de betrouwbaarheid in twijfel werd getrokken. Het hof concludeerde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat hij in het jaar 2000 ten minste 1225 uren aan het drijven van zijn onderneming had besteed, wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van de zelfstandigenaftrek. Daarom werd het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard.
De uitspraak werd op 2 februari 2005 gedaan en de proceskosten werden niet toegewezen, aangezien het hof geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de raadsheer G.M. van der Meer, in aanwezigheid van de griffier M. Hiemstra.