ECLI:NL:GHLEE:2005:AS5559

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
4 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 274/03 Verontreinigingsheffing
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht opgelegde aanslag verontreinigingsheffing voor kamerverhuur

In deze zaak gaat het om de vraag of de voorlopige aanslag in de verontreinigingsheffing, opgelegd aan belanghebbende voor het jaar 2002, terecht is opgelegd naar 9 vervuilingseenheden (v.e.). De belanghebbende, verhuurder van een pand aan de a-straat 50A te Z, heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag, die volgens hem te hoog is. De ambtenaar handhaafde de aanslag, waarna belanghebbende in beroep ging. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 december 2004 was belanghebbende niet aanwezig, maar heeft hij wel een brief met nadere motivatie ingediend.

De feiten tonen aan dat de bovenetage van het pand wordt gebruikt voor kamerverhuur, met 9 personen ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie. De ambtenaar heeft het waterverbruik vastgesteld en op basis daarvan de aanslag berekend. Belanghebbende betwist het aantal v.e. en stelt dat er slechts 7 kamers zijn, en vraagt om een verlaging van de aanslag naar een driepersoonshuishouden.

Het hof overweegt dat de bovenetage niet voldoet aan de definitie van woonruimte zoals bedoeld in de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. De kamers zijn niet zelfstandig en de voorzieningen zijn gemeenschappelijk. Het hof concludeert dat de voorlopige aanslag niet te hoog is vastgesteld en verklaart het beroep ongegrond. De proceskosten worden niet vergoed.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK 274/03 4 februari 2005
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, zesde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de ambtenaar belast met heffing van het waterschap Hunze en Aa’s, gevestigd te Veendam (: de ambtenaar), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde voorlopige aanslag in de verontreinigingsheffing over het jaar 2002.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Aan belanghebbende is over het jaar 2002 met dagtekening 30 augustus 2002 een voorlopige aanslag in de verontreinigingsheffing opgelegd ter zake van kamerverhuur van het pand aangeduid als a-straat 50C te Z.
1.2 Op het tijdig ingediende bezwaar van belanghebbende heeft de ambtenaar bij de bestreden uitspraak van 31 januari 2003 de voorlopige aanslag gehandhaafd.
1.3 Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een beroepschrift (met bijlage) met dagtekening 13 maart 2003, dat op 20 maart 2003 bij het hof is ingekomen.
1.4 De ambtenaar heeft op 4 juni 2003 zijn verweerschrift (met bijlagen) bij het hof ingediend.
1.5 De mondelinge behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van het hof op 17 december 2004, gehouden te Assen, alwaar aanwezig was namens de ambtenaar de heer mr. A. De oproeping om ter zitting te verschijnen is per aangetekende post op 10 november 2004 aan belanghebbende gestuurd. Deze aangetekende post is door belanghebbende niet afgehaald. Daarna is de oproeping per gewone post aan hem gestuurd. Ter zitting is belanghebbende niet verschenen. Wel heeft hij het hof op 17 december 2004 in Assen per faxbericht een brief met dagtekening 17 december 2004 doen toekomen, welke het hof voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft bereikt. In deze brief heeft belanghebbende zijn beroepschrift nader gemotiveerd. Deze brief is ter zitting voorgelezen Ter voormelde zitting heeft de gemachtigde van de ambtenaar de door hem ter zitting voorgedragen pleitnota overgelegd.
1.6 Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De feiten
Blijkens de gedingstukken staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen het volgende vast.
2.1 Belanghebbende is verhuurder van het pand gelegen aan de a-straat 50A te Z. Met betrekking tot dit adres wordt voor het opleggen van de aanslagen verontreinigingsheffing door het waterschap uitgegaan van de gegevens van één watermeter. De benedenverdieping van dit pand wordt gebruikt als winkel. De huurder daarvan wordt afzonderlijk aangeslagen in de verontreinigingsheffing. Op de eerste verdieping (: de bovenetage) zijn afzonderlijk te verhuren kamers aanwezig. Belanghebbende treedt op als verhuurder. Met betrekking tot deze activiteit is aan hem de onderhavige voorlopige aanslag over het jaar 2002 opgelegd naar 9 vervuilingseenheden (v.e.). Het bedrag van deze aanslag is € 495,72, zijnde 9 v.e. x € 55,08 (het tarief geldend voor het jaar 2002). In de onderhavige voorlopige aanslag staat abusievelijk “Kamerverhuur a-straat 50C” vermeld. Partijen geven er geen blijk van dat zij niet weten dat hiermee is bedoeld “a-straat 50A, bovenetage”.
2.2 Volgens de gemeentelijke basisadministratie zijn er 9 personen op de bovenetage van het adres aan de a-straat 50A ingeschreven. Een gemeenschappelijke keuken en douchegelegenheid zijn aldaar aanwezig. Het daadwerkelijke waterverbruik in het jaar 2002 vanuit de bovenetage heeft de ambtenaar vastgesteld op 10,25 vervuilingseenheden. De berekening daarvan is als volgt:
Gemiddeld jaarverbruik volgens de watermeter 577 m3
Aftrek verbruik door winkel (3 v.e.) 131 m3
446 m3 x 0,023* = 10,25 v.e.
(0,023 = coëfficient huishoudelijk afvalwater)
2.3 Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aan hem opgelegde voorlopige aanslag. De ambtenaar heeft op bezwaar deze aanslag gehandhaafd.
3. Het geschil en de standpunten van partijen
3.1 In beroep is in geschil het antwoord op de vraag of de onderhavige aanslag verontreinigingsheffing terecht is opgelegd naar 9 v.e..
3.2 Belanghebbende is van mening dat, alhoewel hij – naar zijn stelling - wel moet betalen, het bedrag van de onderhavige voorlopige aanslag te hoog is. Volgens hem is het aantal inschrijvingen in de gemeentelijke basisadministratie ter zake van de bovenetage niet relevant voor de hoogte van de aanslag. Bovendien zijn er niet 9, maar 7 te verhuren kamers op de bovenetage. Belanghebbende wil dat de voorlopige aanslag verlaagd wordt naar een aanslag op te leggen aan een drie persoonshuishouden.
3.3 De ambtenaar houdt vast aan het standpunt dat de voorlopige aanslag naar het juiste aantal v.e. is opgelegd.
3.4 Voor een nadere onderbouwing van de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken.
4. De overwegingen omtrent het geschil
4.1 Ter zake van de mondelinge behandeling en de ontvankelijkheid van het beroep:
Uit de punten vermeld onder 1.5 leidt het hof af dat belanghebbende op de hoogte was van de mondelinge behandeling van zijn beroep op 17 december 2004 te Assen en dat hij daarvoor behoorlijk is opgeroepen.
De onderhavige uitspraak op bezwaar is gedateerd 31 januari 2003. Het beroepschrift van belanghebbende met dagtekening 13 maart 2003 is bij het hof op 20 maart 2003 ingekomen. De laatste dag van de onderhavige beroepstermijn was echter 14 maart 2003. Voor de beoordeling van artikel 6:9, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft het hof niet de beschikking over de envelop, waarin het beroepschrift is verzonden. Ook anderszins kan het hof niet nagaan wanneer het beroepschrift ter post is bezorgd. Gelet op deze onzekerheid geeft het hof belanghebbende het voordeel van de twijfel en acht zijn beroep ontvankelijk.
4.2 Ter zake van het inhoudelijke geschil:
Woonruimte is in de zin van artikel 17, aanhef en onder c, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren – en het daarmee overeenstemmende begrip woonruimte in de Heffingsverordening waterkwaliteit waterschap Hunze en Aa’s 2001 (: Heffingsverordening) – een ruimte die blijkens zijn inrichting bestemd is om als een afzonderlijk geheel te voorzien in woongelegenheid en waarvan de delen blijkens de inrichting van die ruimte niet bestemd zijn om afzonderlijk in gebruik te worden gegeven. Vaststaat dat belanghebbende de bovenetage gebruikt voor kamerverhuur. Naast de afzonderlijk te verhuren kamers zijn er op de bovenetage een gemeenschappelijke keuken en douchegelegenheid. Uit de voormelde feiten leidt het hof niet voldoende zelfstandigheid van de bovenetage of van de afzonderlijke kamers af, waardoor noch de bovenetage als geheel noch de kamers afzonderlijk naar het oordeel van het hof als woonruimten in voormelde zin zijn aan te merken. De onderhavige voorlopige aanslag kan dan ook niet verlaagd worden naar het forfaitair vastgestelde aantal v.e. van 3 als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Heffingsverordening, welk artikel is geschreven voor woonruimten.
4.2 De ambtenaar heeft desgevraagd ter zitting aangegeven dat de hoogte van de onderhavige voorlopige aanslag gebaseerd is op artikel 17 van de Heffingsverordening. Dat dit artikel is toegepast komt het hof niet onaannemelijk voor. De ambtenaar heeft met betrekking tot onderwerpelijke voorlopige aanslag ingevolge voormeld artikel het aantal v.e. in het jaar 2002 door middel van schatting vastgesteld. Gelet op het daadwerkelijke waterverbruik in het jaar 2002 door de bewoners van de bovenetage en het daaruit af te leiden aantal v.e. – zie onder punt 2.2 van de feiten - is het in de voorlopige aanslag betrokken aantal v.e. van 9 eerder op een te laag dan op een te hoog aantal vastgesteld. Het hof ziet dan ook geen reden voor een vermindering van de onderhavige voorlopige aanslag naar een lager aantal dan 9 v.e..
4.3 Het vorenoverwogene brengt het hof tot de conclusie dat de voorlopige aanslag in de verontreinigingsheffing over het jaar 2002 niet naar een te hoog aantal v.e. is opgelegd. Belanghebbendes beroep treft geen doel.
5. De proceskosten
Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing
Het hof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld op 4 februari 2005 door mr. G.M. van der Meer, raadsheer, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, en op die dag in het openbaar uitgesproken te Leeuwarden door voornoemde raadsheer in tegenwoordigheid van de griffier mr. K. de Jong-Braaksma en ondertekend door voornoemde raadsheer en voornoemde griffier.
Op 9 februari 2005 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.