ECLI:NL:GHLEE:2005:AS5693

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
9 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Rolnummer 0400034
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • M. Mollema
  • A. Meijeringh
  • H. Kuiper
  • J. Streppel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerder arrest op basis van bedrog

In deze zaak vordert eiser, wonende te [woonplaats], herroeping van een eerder arrest van het Gerechtshof Leeuwarden, gewezen op 23 oktober 2002, op basis van bedrog door verweerster, eveneens wonende te [woonplaats]. Eiser stelt dat verweerster relevante informatie heeft achtergehouden die van invloed had kunnen zijn op de uitkomst van de procedure. Dit betreft een situatie waarin verweerster op de hoogte was van de sluiting van de opvanglocatie waar zij werkte, wat haar functie zou beïnvloeden. Eiser betoogt dat deze informatie cruciaal was voor de beslissing van het hof in het eerdere arrest, waarin het hof oordeelde dat verweerster moeilijk in staat was om het kind bij eiser op te halen.

Het hof heeft de argumenten van eiser en verweerster zorgvuldig overwogen. Eiser heeft een brief van het COA overgelegd als bewijs voor zijn stelling dat verweerster op de hoogte was van de sluiting van de opvanglocatie. Verweerster betwist echter dat zij voor de sluiting op de hoogte was en heeft een verklaring van haar moeder overgelegd ter ondersteuning van haar verweer. Het hof concludeert dat het door eiser gestelde bedrog niet voldoende is komen vast te staan, aangezien verweerster haar stellingen gemotiveerd heeft weersproken.

Het hof wijst het verzoek tot herroeping van het eerdere arrest af en oordeelt dat er geen grond is voor heropening van het geding. Eiser wordt veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op Euro 245,-- aan verschotten en Euro 1.788,-- aan salaris voor de procureur. De uitspraak is gedaan door een kamer van het Gerechtshof Leeuwarden op 9 februari 2005, onder leiding van voorzitter Mollema en de raden Meijeringh en Kuiper, en uitgesproken door vice-president Streppel.

Uitspraak

Arrest d.d. 9 februari 2005
Rolnummer 0400034
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats],
eiser in rekest-civiel,
hierna te noemen: [eiser],
procureur: mr S.A. Roodhof,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in rekest-civiel,
hierna te noemen: [verweerster],
procureur: mr P. Stehouwer.
Het procesverloop
Bij exploot van 30 december 2003 heeft [eiser] [verweerster] gedagvaard tot herroeping van het tussen partijen gewezen arrest van dit hof van 23 oktober 2002 gewezen, en wel tegen de zitting van 14 januari 2004.
De conclusie van de dagvaarding van 30 december 2003 luidt:
"om het arrest aquo te herroepen en het geding te heropenen, met veroordeling van de vrouw in de kosten van de procedure."
Bij conclusie van antwoord is door [verweerster] verweer gevoerd met als conclusie:
"De vrouw Uw Hof verzoekt de man in zijn vordering te ontzeggen met veroordeling van de man in de kosten van deze procedure."
Vervolgens heeft [eiser] een conclusie van repliek genomen en [verweerster] een conclusie van dupliek.
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De beoordeling
1. Het hof verwijst naar de inhoud van zijn arrest van 23 oktober 2002, hetwelk aan dit arrest wordt gehecht.
2. [eiser] stelt zich op het standpunt dat bedoeld arrest berust op bedrog door [verweerster] in het aan dat arrest voorafgaande geding gepleegd. Bedoeld bedrog zou er in bestaan dat relevante stukken door toedoen van [verweerster] zijn achtergehouden, c.q. dat [verweerster] opzettelijk informatie heeft achtergehouden die tot een voor [eiser] gunstiger afloop van die procedure hadden kunnen leiden. Meer concreet stelt [eiser] dat [verweerster] tijdens de in bedoeld geding gehouden comparitie van partijen (d.d. 10 september 2002) moet hebben geweten dat de locatie [locatie], waar [verweerster] werkte en in het weekend bereikbaarheidsdienst had, op 25 oktober 2002 als opvang voor asielzoekers zou worden gesloten, tengevolge waarvan [verweerster] haar functie zou verliezen. Hetgeen het hof in zijn arrest van 23 oktober 2002 onder 4 heeft overwogen ( "[verweerster] heeft in hoger beroep voldoende duidelijk kunnen maken dat haar bereikbaarheidsdienst zich met name concentreert op het weekend en dat zij daarom op zondagmiddag in de regel moeilijk in staat is het kind bij [eiser] op te halen.") berust op dit bedrog. Indien [verweerster] het hof juist zou hebben voorgelicht zou het hof, in de visie van [eiser], het halen en brengen van het kind niet hebben omgedraaid (zie rechtsoverweging 5 in het arrest van 23 oktober 2002). [eiser] vordert op die grond herroeping van het arrest van 23 oktober 2002 en heropening van het geding.
3. Ter onderbouwing van het door hem gestelde bedrog, beroept [eiser] zich op een door hem als productie bij zijn dagvaarding ter herroeping overgelegde brief van het COA aan de moeder van [verweerster] d.d. 25 september 2002. In deze brief wordt, onder verwijzing naar een gesprek dat de moeder van [verweerster] op 3 september 2002 heeft gehad met (naar het hof aanneemt) vertegenwoordigers van het COA, de afspraak bevestigd die in bedoeld gesprek is gemaakt, te weten dat de einddatum van het huidige contract tevens de sluitingsdatum zal zijn voor de locatie [locatie] als opvang voor asielzoekers, hetgeen betekent dat de laatste bewoners op uiterlijk 25 oktober 2002 zullen vertrekken.
4. [verweerster] betwist niet dat bovenbedoelde brief door het COA aan haar moeder is gezonden, doch zij betwist wel dat zij voor 25 oktober 2002 weet heeft gehad van de voorziene sluiting van [locatie] als opvangcentrum voor asielzoekers. Tijdens de comparitie van partijen op 10 september 2002 was [verweerster] derhalve, naar zij stelt, van die voorgenomen sluiting niet op de hoogte. Ter onderbouwing van haar verweer verwijst [verweerster] naar de inhoud van een door haar als productie bij de conclusie van antwoord in het heropeningsgeding overgelegde schriftelijke verklaring van haar moeder d.d. 5 januari 2004. In bedoelde verklaring geeft de moeder van [verweerster] aan dat er reeds geruchten waren met betrekking tot de voorziene sluiting van het opvangcentrum en dat de spanning onder de bewoners dientengevolge om te snijden was. Teneinde calamiteiten te voorkomen zou tussen haar en het COA zijn afgesproken dat de sluiting niet kenbaar gemaakt zou worden voor de dag van de daadwerkelijke verhuizing. De moeder van [verweerster] verklaart voorts dat zij ook haar dochter niet heeft ingelicht, omdat zij bang was dat die zich zou verspreken jegens de bewoners, met wie zij een goede band had.
5. Naar het oordeel van het hof is het door [eiser] gestelde bedrog niet genoegzaam komen vast te staan, nu [verweerster] hetgeen [eiser] in dat verband heeft gesteld, gemotiveerd heeft weersproken en hetgeen [verweerster] in dat verband heeft aangevoerd, anders dan [eiser] betoogt, niet ongeloofwaardig voorkomt. Het hof tekent daarbij aan dat in deze cruciaal is de wetenschap die [verweerster] voor of uiterlijk op 2 oktober 2002 bezat, nu [verweerster] op die datum haar laatste processtuk heeft genomen, waarna het processuele debat was gesloten en arrest is gevraagd.
6. Nu [eiser] geen verder bewijs heeft aangeboden van het door hem gestelde bedrog, dient het verzoek tot herroeping van het arrest van dit hof van 23 oktober 2002 te worden afgewezen, zodat van heropening van het geding geen sprake kan zijn.
7. Het hof merkt ten overvloede nog op dat het arrest waarvan herroeping wordt gevorderd, in kort geding is gewezen. [eiser] had terzake derhalve ook een bodemprocedure kunnen beginnen, of - op basis van nieuwe gegevens - om een nieuwe voorziening kunnen vragen.
Slotsom
8. Het verzoek tot herroeping zal worden afgewezen. [eiser] zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure (salaris :2 punten tarief II).
Beslissing
Het gerechtshof:
wijst het verzoek van [eiser] tot herroeping van het tussen partijen door dit hof op 23 oktober 2002 (onder rolnummer 0200242) gewezen arrest af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [verweerster] begroot op Euro 245,-- aan verschotten en op Euro 1.788,-- aan salaris voor de procureur.
Aldus gewezen door mrs Mollema, voorzitter, Meijeringh en Kuiper, raden, en uitgesproken door mr Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Mellink als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 9 februari 2005.