ECLI:NL:GHLEE:2005:AS6245

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
11 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 163/04 Toeristenbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toeristenbelasting en ontvankelijkheid van bezwaar tegen aanslag

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 11 februari 2005, staat de vraag centraal of de belanghebbende tijdig bezwaar heeft ingediend tegen een aanslag toeristenbelasting voor het jaar 2002. De belanghebbende, X, had een aanslag ontvangen van € 313,--, welke door het hoofd van de afdeling Middelen van de gemeente Ameland op 28 oktober 2002 was opgelegd. Na indienen van bezwaar, werd dit door het hoofd niet-ontvankelijk verklaard, maar de aanslag werd ambtshalve verlaagd tot € 209,--. De belanghebbende ging in beroep tegen deze beslissing.

Tijdens de mondelinge behandeling op 6 oktober 2004, waar de belanghebbende aanwezig was, maar het hoofd niet, werd het onderzoek heropend om het hoofd de kans te geven zich uit te laten over de verklaring van de belanghebbende. Uiteindelijk concludeerde het hof dat de belanghebbende zijn bezwaar ontvankelijk was, ondanks de discussie over de ontvangst van de aanslag. Het hof oordeelde dat de brief van de belanghebbende, gedateerd 11 december 2002, als bezwaarschrift kon worden aangemerkt.

Wat betreft de inhoudelijke beoordeling van de aanslag, stelde het hof vast dat de belanghebbende als belastingplichtige voor de toeristenbelasting kon worden aangemerkt, aangezien hij zijn woning had verhuurd. De belanghebbende betwistte de hoogte van de aanslag, maar het hof oordeelde dat de aanslag, na ambtshalve vermindering, niet te hoog was vastgesteld. De gemeente Ameland werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de belanghebbende. Het hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de eerdere uitspraak en verlaagde de aanslag tot € 209,--.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK 163/04 11 februari 2005
Uitspraak van het gerechtshof te Leeuwarden, zesde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z
(: belanghebbende) tegen de uitspraak van het hoofd van de afdeling Middelen van de gemeente Ameland (: het hoofd), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de ten aanzien van hem opgelegde aanslag in de toeristenbelasting voor het jaar 2002.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Met dagtekening 28 oktober 2002 heeft het hoofd voor het
jaar 2002 een aanslag toeristenbelasting aan de belanghebbende opgelegd naar een bedrag van € 313,--.
1.2. Het ingediende bezwaar van belanghebbende heeft het
hoofd bij de bestreden uitspraak van 26 januari 2004, verzonden op 27 januari 2004, niet-ontvankelijk verklaard. Ambtshalve heeft hij de aanslag verminderd tot een bedrag van € 209,--.
1.3. Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep
gekomen bij een beroepschrift (met bijlagen) dat op 18 februari 2004 bij het gerechtshof is ingekomen. Het hoofd heeft op 3 mei 2004 een verweerschrift (met bijlagen) ingediend.
1.4. De mondelinge behandeling van het beroep heeft
plaatsgevonden ter zitting van 6 oktober 2004, gehouden te Leeuwarden. De belanghebbende is aldaar verschenen. Het hoofd is met bericht van verhindering niet verschenen.
1.5. Op 19 oktober 2004 heeft het gerechtshof partijen
ingelicht dat het ter zitting gesloten onderzoek wordt heropend om het hoofd in de gelegenheid te stellen zich nader uit te laten over de ter zitting door de belanghebbende afgelegde verklaring.
1.6. Op 25 november 2004 heeft het gerechtshof de
schriftelijke reactie van het hoofd ontvangen. Daarvan is een afschrift naar de belanghebbende gezonden. Vervolgens hebben beide partijen het gerechtshof toestemming verleend om zonder nadere zitting op het beroep te beslissen.
1.7. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet
de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De feiten.
Blijkens de gedingstukken staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen het volgende vast.
2.1. De aanslag toeristenbelasting voor het jaar 2002 is gedagtekend 28 oktober 2002. De aanslag is gericht aan X, a-straa 15 te Z. Op de aanslag staat vermeld dat binnen zes weken na dagtekening een bezwaarschrift kan worden ingediend. De aanslag is als bijlage bij een brief van 31 oktober 2002, geadresseerd als voormeld, aan belanghebbende gezonden.
2.2. Naar aanleiding van een betalingsherinnering van 10 december 2002, heeft de belanghebbende een op 11 december 2002 gedateerde brief aan het hoofd gestuurd, waarin hij onder andere melding maakt van het feit dat hem niet bekend is dat hij € 313,-- aan gemeentelijke belastingen moet voldaan en dat hij graag informatie ontvangt over de opbouw van genoemd bedrag en de reden waarom hij dat bedrag zou moeten betalen. Op 18 december verzendt het hoofd de door de belanghebbende gevraagde informatie, waarna op 24 december 2002 belanghebbendes bezwaarschrift, gedateerd 20 december 2002, door het hoofd wordt ontvangen.
2.3. In het onderhavige jaar stond de belanghebbende tot 1 september 2002 ingeschreven op het adres a-weg 10 te L. Het betreft een huurwoning. In de zomermaanden heeft hij geadverteerd om de woning te verhuren. In het jaar 2002 heeft de belanghebbende volgens eigen opgaaf in ieder geval een slaapplaats verhuurd aan een op Ameland werkend meisje (op basis van gedeelde kosten), twee slaapplaatsen verhuurd aan twee werknemers van een schoonmaakbedrijf en de gehele woning voor twee weken verhuurd aan een gezin. Tevens heeft hij de woning gratis ter beschikking gesteld aan vrienden of kennissen. Van het werkelijke aantal overnachtingen heeft de belanghebbende geen registratie bijgehouden.
2.4. Omdat was gebleken dat de belanghebbende zijn woning verhuurde heeft het hoofd de onderhavige aanslag opgelegd. De aanslag is gebaseerd op de verhuur van een recreatiewoning. De verschuldigde belasting is op forfaitaire wijze berekend omdat de belanghebbende van het werkelijke aantal overnachtingen geen registratie had bijgehouden. Nadat bij bezwaar was gebleken dat de belanghebbende per 1 september 2002 niet meer woonachtig was op Ameland, heeft een tijdsevenredige vermindering van de aanslag plaatsgevonden tot een bedrag van € 209,--.
3. Het geschil en de standpunten van partijen.
3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of tijdig bezwaar is
ingediend en of de aanslag tot een te hoog bedrag is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt beide vragen bevestigend en het hoofd ontkennend.
3.2. De belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de
overschrijding van de bezwaartermijn hem niet kan worden verweten omdat hij nimmer de aanslag heeft ontvangen. Het bedrag van de aanslag acht hij te hoog omdat naar zijn opvatting slechts toeristenbelasting verschuldigd is voor de verhuur van de woning aan het gezin. Voor op het eiland ingeschreven en/of werkende personen is zijns inziens geen belasting verschuldigd.
3.3. Het hoofd is van mening dat de belanghebbende de aanslag wel heeft ontvangen en dus te laat een bezwaarschrift heeft ingediend. Omdat de belanghebbende niet over een (deugdelijke) verhuurregistratie beschikt, is de aanslag terecht op forfaitaire wijze berekend. Hij concludeert tot bevestiging van de uitspraak.
3.4. Voor een meer uitvoerige motivering van de standpunten van partijen verwijst het hof naar de gedingstukken.
4. De overwegingen omtrent het geschil.
Ter zake van de ontvankelijkheid van het bezwaar:
4.1. Ingevolge het bepaalde in artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken na de dag waarop de aanslag is bekendgemaakt. De aanslag is bij brief van 31 oktober 2002 aan de belanghebbende toegezonden, zodat vorenbedoelde termijn eindigt op 12 december 2002.
4.2. Gedateerd 11 december 2002 heeft de belanghebbende in verband met de onderhavige aanslag een brief naar het hoofd gestuurd. Uit deze brief kan naar het oordeel van het hof worden begrepen dat de belanghebbende bezwaren heeft tegen het te betalen bedrag van de aanslag, zodat deze brief als bezwaarschrift dient te worden aangemerkt. Over het moment van ontvangst dan wel verzending van de brief is geen duidelijkheid verkregen. Vast staat wel dat het hoofd op 18 december 2002 heeft gereageerd op voornoemde brief. Gelet op vorenbedoelde onzekerheid geeft het hof de belanghebbende het voordeel van de twijfel en acht het zijn bezwaar ontvankelijk.
Ter zake van het inhoudelijke geschil:
4.3. Artikel 1 van de Verordening Toeristenbelasting 2002 van de gemeente Ameland (: de Verordening) bepaalt dat ter zake van het houden van verblijf, al dan niet gevolgd door overnachting, binnen de gemeente in recreatiewoningen, recreatieve onderkomens, hotels, pensions, caravans, tenten, kamers, kampeerboerderijen of vaartuigen, of anderszins, door personen, die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente zijn ingeschreven, onder de naam ‘toeristenbelasting’ een directe belasting wordt geheven.
Ingevolge artikel 3 van de Verordening is degene die gelegenheid beidt tot verblijf als bedoeld in artikel 1 in hem ter beschikking staande ruimten [...] belastingplichtig.
4.4. Gelet op de onder 2.3 vermelde feiten kan de belanghebbende naar het oordeel van het hof als belastingplichtige voor de toeristenbelasting worden aangemerkt. Weliswaar heeft de belanghebbende gesteld dat het meisje aan wie hij gedurende langere tijd een slaapplaats verhuurde, bij de gemeente Ameland stond ingeschreven, maar hij heeft dit niet aannemelijk gemaakt, terwijl het hoofd in verband met het ontbreken van gegevens deze stelling niet heeft kunnen controleren. De stelling van belanghebbende dat geen toeristenbelasting verschuldigd is voor personen die op het eiland werkzaam zijn, zonder daar ingeschreven te staan, vindt geen steun in de tekst van de Verordening.
4.5. De belasting wordt ingevolge het bepaalde in artikel 5 van de Verordening geheven naar het aantal keren dat verblijf wordt gehouden, alsmede naar het aantal overnachtingen. De maatstaf van heffing wordt blijkens de artikelen 6 en 7 van de Verordening op forfaitaire wijze bepaald, dan wel op het werkelijke aantal overnachtingen indien blijkt dat dit aantal lager is.
4.6. Naar het oordeel van het hof heeft het hoofd niet onjuist gehandeld door bij de berekening van de verschuldigde toeristenbelasting uit te gaan van het op forfaitaire wijze berekende aantal overnachtingen met betrekking tot een recreatiewoning. Vast staat immers dat de belanghebbende de woning heeft verhuurd/ter beschikking gesteld en ook ten verhuur heeft aangeboden en dat hij - na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld - geen enkele verblijfsregistratie heeft overgelegd, die door het hoofd op juistheid gecontroleerd zou kunnen worden. Onder die omstandigheden is het hof van oordeel dat de aanslag, zoals vastgesteld na de ambtshalve vermindering, niet tot een te hoog bedrag is opgelegd; niet gebleken is immers dat het werkelijke aantal overnachtingen lager was.
5. De conclusie.
Het onder 4.1 en 4.2 overwogene brengt mee dat het hof het beroep gegrond zal verklaren.
6. De proceskosten.
Het gerechtshof acht termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaalt het hof deze kosten op € 10,-- aan reiskosten.
7. De beslissing.
Het gerechtshof
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
verklaart belanghebbendes bezwaar tegen de aanslag ontvankelijk;
vermindert de aanslag tot op een bedrag van € 209,--;
verstaat dat de gemeente Ameland het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 37,-- aan hem vergoedt;
veroordeelt het hoofd de kosten aan de belanghebbende te vergoeden die hij heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep, te bepalen op € 10,-- en
wijst de gemeente Ameland aan om die kosten te dragen.
Aldus vastgesteld op 11 februari 2005 door mr. G.M. van der Meer, raadsheer, lid van de zesde enkelvoudige kamer, en op die dag in het openbaar uitgesproken te Leeuwarden door voornoemde raadsheer in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Haarsma en ondertekend door voornoemde raadsheer, zijnde voornoemde griffier buiten staat te ondertekenen.
Afschrift op 16 februari 2005
aangetekend aan partijen verzonden