ECLI:NL:GHLEE:2005:AS6250
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Prof. Mr. E. Aardema
- M. Haarsma
- Rechtspraak.nl
Aftrekbaarheid van rente op hypotheek voor financiering van een B.V. in de inkomstenbelasting
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 11 februari 2005, staat de aftrekbaarheid van rente op een hypotheek centraal. De belanghebbende, die samen met zijn echtgenote in 1998 de onderneming 'A B.V.' heeft opgericht, heeft in 2001 rente betaald voor een hypotheek die gebruikt is voor de financiering van deze B.V. De vraag die aan het hof werd voorgelegd, was of deze rente in mindering kon worden gebracht op het inkomen van de belanghebbende.
De belanghebbende ontving op 7 oktober 2003 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2001. Na een verweerschrift van de inspecteur op 20 augustus 2004, vond de mondelinge behandeling plaats op 15 december 2004. Het hof constateerde dat de lening, die oorspronkelijk was aangegaan voor de financiering van de B.V., niet meer als aftrekbare kosten kon worden aangemerkt, omdat de bron van inkomen uit aanmerkelijk belang in 1998 was teniet gegaan. Hierdoor werd de lening geclassificeerd als een consumptieve lening, waarvoor de aftrekbaarheid van rente was vervallen onder de Wet op de inkomstenbelasting 2001.
Het hof oordeelde dat er geen causaal verband bestond tussen de rente en een bron van inkomen, wat essentieel is voor de aftrekbaarheid van kosten. De conclusie was dat de werkelijk betaalde rente niet meer relevant was voor de belastingaangifte van de belanghebbende. Het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard, en de uitspraak werd op 16 februari 2005 aan beide partijen aangetekend verzonden.