2.1. De belanghebbende, gehuwd met mevrouw A, heeft voor het jaar 2000 een aangifte IB/PV ingediend naar een belastbaar inkomen van negatief ƒ 6.302,--. De aangifte is verzorgd door Administratiekantoor B te L.
2.2. In deze aangifte heeft de belanghebbende aangegeven winst uit onderneming te hebben genoten tot een bedrag van ƒ 32.915,--.
2.3. De belanghebbende heeft in zijn aangifte een bedrag van ƒ 20.313,-- opgevoerd als hypotheekrente en kosten van hypothecaire geldleningen die zijn gebruikt voor aankoop, verbetering en/of onderhoud van de eigen woning(en). Als rente van schulden en kosten van geldleningen, anders dan in verband met de eigen woning, heeft de belanghebbende een bedrag van ƒ 4.186,-- op zijn onzuivere inkomen in aftrek gebracht. Tevens heeft de belanghebbende op zijn onzuivere inkomen een bedrag van ƒ 1.721,-- als aftrekbare giften in mindering gebracht. Verder heeft de belanghebbende in zijn aangifte zelfstandigenaftrek ten bedrage van ƒ 16.950,-- alsmede meewerkaftrek ten bedrage van ƒ 659,-- geclaimd.
2.4. De belanghebbende heeft in zijn aangifte aangegeven in het jaar 2000 verzekerd te zijn geweest voor de WAZ. Als heffingsgrondslag voor de WAZ heeft hij een bedrag van ƒ 3.915,--- ingevuld.
2.5. Bij brief van 19 juni 2002, gericht aan belanghebbendes toenmalige gemachtigde de heer C, heeft de inspecteur om informatie verzocht over belanghebbendes aangifte IB/PV voor het jaar 2000. De inspecteur heeft de gemachtigde van de belanghebbende bij deze brief meegedeeld dat de Belastingdienst/Ondernemingen Emmen negatief heeft gereageerd op belanghebbendes verzoek om met betrekking tot het jaar 1999 als ondernemer te worden aangemerkt. De gemachtigde van de belanghebbende is verzocht aan te geven welke wijzigingen er ten opzichte van 1999 zijn waaruit zou moeten blijken dat de belanghebbende in het jaar 2000 wel aan de criteria voor het ondernemerschap voldoet. Verder heeft de inspecteur bij deze brief onder meer gevraagd om met betrekking tot de door de belanghebbende in de aangifte opgevoerde aftrekbare kosten en aftrekposten originele bewijsstukken op te sturen. De gemachtigde van de belanghebbende is verzocht om vóór 9 juli 2002 te reageren.
2.6. Op 8 juli 2002 heeft de gemachtigde van de belanghebbende telefonisch gevraagd om uitstel voor de beantwoording van de onder punt 2.5 bedoelde brief. De inspecteur is tegemoet gekomen aan dit verzoek door uitstel te verlenen tot 15 augustus 2002.
2.7. Bij het uitblijven van een reactie heeft de inspecteur zijn verzoek om informatie bij brief van 15 augustus 2002 herhaald. De inspecteur heeft hierbij de gemachtigde van de belanghebbende verzocht de gevraagde informatie vóór 23 augustus 2002 te verstrekken. De inspecteur heeft in deze brief gewezen op het bepaalde in de artikelen 47, 49, 25, 27e, 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (: AWR). De inspecteur heeft een afschrift van deze brief aan de belanghebbende gezonden.
2.8. De belanghebbende heeft op de onder punt 2.7 bedoelde brief gereageerd bij fax, gedateerd 23 augustus 2002, waarin hij heeft vermeld dat hij de gevraagde informatie niet wil verstrekken. Verder heeft hij in deze fax onder meer aangegeven een afspraak te willen maken. Op 18 september 2002 is vervolgens een bespreking gepland. Deze bespreking heeft er niet toe geleid dat enige van de gevraagde informatie is verstrekt. Diezelfde middag is telefonisch met de belanghebbende afgesproken dat hij tot uiterlijk in week 39 van 2002 relevante informatie nog schriftelijk kan aanleveren. Op 24 september 2002 heeft de belanghebbende telefonisch met een medewerker van de belastingdienst afgesproken dat uiterlijk op 27 september 2002 de gevraagde informatie aan de belastingdienst ter beschikking moet zijn gesteld. Omdat de inspecteur op 27 september 2002 de gevraagde gegevens nog niet had ontvangen, heeft de inspecteur aan de belanghebbende op die datum een zogenoemde afwijkingsbrief gezonden. In deze brief heeft de inspecteur aangegeven dat hij heeft besloten van de ingediende aangifte af te wijken. Het in deze brief berekende belastbaar inkomen bleek, na verwerking van de correcties in het computersysteem, niet juist te zijn. Daarom heeft de inspecteur bij brief van 3 oktober 2002 aan de belanghebbende een verbeterde versie van de brief van 27 september 2002 toegestuurd.
2.9. In de brief van 3 oktober 2002 heeft de inspecteur vermeld dat hij de door de belanghebbende als winst uit onderneming aangegeven inkomsten (ontvangen giften) ad ƒ 74.960,-- heeft aangemerkt als inkomsten uit werkzaamheden die niet in dienstbetrekking zijn verricht. De door de belanghebbende in verband met deze inkomsten opgevoerde kosten heeft de inspecteur daarbij niet in aftrek toegelaten, omdat de belanghebbende de gevraagde gegevens niet heeft overgelegd. Omdat volgens de inspecteur geen sprake is van winst uit onderneming, heeft de inspecteur de belanghebbende de zelfstandigenaftrek alsmede de meewerkaftrek onthouden. Verder heeft de inspecteur wegens het ontbreken van de gevraagde originele bewijsstukken de overige onder punt 2.3 bedoelde aftrekbare kosten en aftrekposten niet in aftrek toegelaten. Het belastbare inkomen heeft de inspecteur berekend op een bedrag van ƒ 76.034,--.
2.10. Met dagtekening 15 oktober 2002 heeft de inspecteur aan de belanghebbende een aanslag IB/PV opgelegd naar een belastbaar inkomen – zoals vermeld in de brief van 3 oktober 2002 – van
ƒ 76.034,--. Tevens heeft de inspecteur met dagtekening 15 oktober 2002 aan de belanghebbende een aanslag WAZ opgelegd naar een premie-inkomen van ƒ 74.960,--.
2.11. Op 22 november 2002 heeft de belanghebbende per fax een bezwaarschrift ingediend tegen de onder punt 2.10 bedoelde aanslagen. Hierin heeft hij onder meer aangegeven alsmede bezwaar te maken “voor het afwijzen van de aftrekposten inzake zelfstandige”. Verder heeft hij uitdrukkelijk aangegeven dat hij het bezwaarschrift persoonlijk wil motiveren.
2.12. Bij brief van 25 november 2002 heeft de inspecteur de belanghebbende verzocht het bezwaarschrift uiterlijk vóór 9 december 2002 schriftelijk te motiveren. Bij brief van 9 december 2002 (abusievelijk gedateerd 25 november 2002) heeft de inspecteur aan de belanghebbende een rappel gestuurd, waarbij de belanghebbende is verzocht het bezwaarschrift vóór 16 december 2002 alsnog te motiveren. Bij fax van 16 december 2002 heeft de belanghebbende vervolgens verzocht om verder uitstel. Bij brief van 16 december 2002 heeft de inspecteur verzocht om het bezwaarschrift vóór 6 januari 2003 te motiveren. Daarbij heeft de inspecteur aangegeven dat geen verder uitstel zal worden verleend.
2.13. Door of namens de belanghebbende is op 6 januari 2003 een aan mevrouw D gericht schrijven met bijlagen aan de balie van het kantoor Groningen/Kempkensberg van de Belastingdienst/Noord afgegeven. De bijlagen betreffen onder meer kopieën van hypotheekakten en kopieën van bankafschriften. Er zijn geen originele bescheiden bijgevoegd.
2.14. Bij brief van 13 januari 2003 heeft de inspecteur uitspraak gedaan op belanghebbendes bezwaarschrift. Daarbij heeft de inspecteur belanghebbendes bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Als reden hiervoor heeft de inspecteur aangegeven dat de belanghebbende geen gemotiveerd bezwaarschrift heeft ingediend binnen de gestelde termijn. Het onder punt 2.13 bedoelde schrijven met bijlagen heeft de inspecteur ambtshalve beoordeeld. Dit schrijven heeft de inspecteur geen afdoende informatie gegeven om de reeds vanaf 19 juni 2002 openstaande vragen te beantwoorden. Derhalve heeft de inspecteur de aanslag IB/PV gehandhaafd.