Arrest d.d. 16 maart 2005
Rolnummer 0300299
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Vincam Beheer C.V. h.o.d.n. Rechtskundig Bureau "Vincam",
gevestigd te Almelo,
appellante,
in eerste aanleg: geopposeerde,
hierna te noemen: Vincam,
procureur: mr J.V. van Ophem,
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: opposant,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
niet verschenen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het verstekvonnis uitgesproken op 6 oktober 2000 en in de op het verzet van [geïntimeerde] gewezen tussenvonnissen uitgesproken op 30 november 2001, 28 juni 2002 en 23 april 2003 door de rechtbank te Groningen. In de slotzin van het tussenvonnis d.d. 28 juni 2002 staat overigens ten gevolge van een kennelijke verschrijving dat dit tussenvonnis is uitgesproken op 17 september 2002.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 5 juni 2003 is door Vincam hoger beroep ingesteld van genoemde tussenvonnissen d.d. 28 juni 2002 en 23 april 2003 met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 25 juni 2003.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"te vernietigen de vonnissen van de Rechtbank Groningen d.d. 28 juni 2002 en 23 april 2003, onder zaaknummer 544688 haza 01-743 tussen partijen gewezen en, opnieuw rechtdoende, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [geïntimeerde] alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzet, althans hem niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering te worden ontheven van de veroordeling, tegen hem uitgesproken bij vonnis van de rechtbank Groningen d.d. 6 oktober 2000 en diens vordering dat geopposeerde als eiseres alsnog niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, alsmede dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart van de vorderingen van geopposeerde kennis te nemen dan wel dat de vorderingen van geopposeerde haar worden ontzegd als zijnde ongegrond en onbewezen, één en ander met veroordeling - uitvoerbaar bij voorraad - van [geïntimeerde] in de kosten van deze hoger beroep-procedure en in de kosten van de procedure in eerste aanleg."
Hierna heeft Vincam de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
Vincam heeft vier grieven opgeworpen.
De beoordeling
1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 1 (1.1 tot en met 1.6) van genoemd tussenvonnis d.d. 28 juni 2002 is geen grief ontwikkeld, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan.
2. Het gaat in deze zaak, voor zover thans in hoger beroep van belang, om het volgende. Bij exploit van 20 september 2001 heeft [geïntimeerde] verzet ingesteld tegen genoemd verstekvonnis van de rechtbank d.d. 6 oktober 2000. In het beroepen tussenvonnis d.d. 28 juni 2002 heeft de rechtbank aan Vincam opgedragen om te bewijzen dat [geïntimeerde] reeds voor 6 september 2001 bekend was met dit verstekvonnis, inhoudende de veroordeling van [geïntimeerde] in privé tot betaling, in welk geval [geïntimeerde] de verzettermijn van 14 dagen van art. 81 oud Rv. zou hebben overschreden. In het tussenvonnis van 23 april 2003 - waartegen de rechtbank tussentijds hoger beroep heeft opengesteld - heeft de rechtbank overwogen dat Vincam niet is geslaagd in haar bewijsopdracht en heeft zij vervolgens [geïntimeerde] ontvankelijk verklaard in zijn verzet. Tegen laatstgenoemd tussenvonnis heeft Vincam - tussentijds - hoger beroep ingesteld. De grieven lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
3. Vooropgesteld dient te worden dat ingevolge art. VII lid 2 van de Wet tot herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken de ontvankelijkheid van het verzet beoordeeld dient te worden op basis van art. 81 oud Rv. Tussen partijen staat vast dat het verstekvonnis niet aan [geïntimeerde] in persoon is betekend. Aan de orde zijn derhalve de andere door art. 81 lid 1 oud Rv. genoemde termijnen, waarbinnen verzet moet worden gedaan, te weten:
1) binnen twee weken na de betekening van enige uit kracht van het vonnis opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon;
2) binnen twee weken na het plegen door de veroordeelde van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is.
Voorts bepaalt art. 81 lid 2 oud Rv. dat buiten de gevallen van het vorige lid, het verzet ontvankelijk is totdat het vonnis is ten uitvoer gelegd, hetgeen nader wordt uitgewerkt in art. 82 oud Rv.. Kennelijk op grond hiervan heeft de rechtbank in haar tussenvonnis d.d. 28 juni 2002 in rechtsoverweging 4.1 overwogen dat het verzet van [geïntimeerde] tegen het verstekvonnis d.d. 6 oktober 2000 slechts is toegelaten tot het bedrag waartoe [geïntimeerde] is veroordeeld en waarvoor geldt dat dit nog niet ten uitvoer is gelegd.
4. Wat betreft de hiervoor als eerste genoemde termijn beroept Vincam zich op het exploit d.d. 8 december 2000 (productie 3 bij de brief van de advocaat van Vincam d.d. 4 maart 2002), waarbij het exploit van [veiling- en taxatiebedrijf]ebedrijf] (hierna: [veiling- en taxatiebedrijf]) d.d. 6 december 2000 (bijlage bij exploit van 8 december 2000) aan [geïntimeerde] is overbetekend. In dit verband voert [geïntimeerde] primair het verweer dat het exploit niet aan hem in persoon is betekend, en subsidiair het verweer dat het exploit van 8 december 2000 hem niet duidelijk maakte dat hij in privé was veroordeeld.
5. Ten aanzien van het primaire verweer overweegt het hof als volgt. Het deurwaardersexploit d.d. 8 december 2000 vermeldt dat het deurwaardersexploit d.d. 6 december 2000 op eerstgenoemde dag aan [geïntimeerde] in persoon is (over)betekend. Deze verklaring levert ingevolge art. 157 lid 1 Rv. dwingend bewijs op. Nu [geïntimeerde] in hoger beroep niet is verschenen en a fortiori geen tegenbewijs kan leveren, zal het hof er derhalve als vaststaand van uitgaan dat het exploit d.d. 6 december 2000 aan [geïntimeerde] in persoon is (over)betekend.
6. Ten aanzien van het subsidiaire verweer overweegt het hof als volgt. In art. 81 lid oud Rv., in zijn geheel gelezen, ligt besloten dat het er in geval van betekening van het vonnis - overeenkomstig de strekking van deze bepaling - op aankomt of zekerheid bestaat dat het vonnis ter kennis van de veroordeelde is gekomen in dier voege dat hij uit het hem betekende stuk en het hem daarvan gelaten afschrift kan opmaken op vordering van wie, waartoe en door welk gerecht hij veroordeeld is, zodat hij aan de hand van die gegevens de nodige maatregelen kan nemen om desgewenst tijdig in verzet te komen. Zie HR 9 januari 1987, NJ 1987, 406. Een en ander geldt naar het oordeel van het hof des te meer, wanneer niet het vonnis, maar enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde is betekend, zoals in casu het geval is.
7. Het hof neemt in dit verband de volgende omstandigheden in aanmerking. Het exploit van 8 december 2000 is betekend aan [geïntimeerde], h.o.d.n. Independent Brains. Voorts blijkt uit het exploit van 6 december 2000, dat aan de derde-beslagene, [veiling- en taxatiebedrijf], is betekend de in executoriale vorm uitgegeven grosse van een vonnis gewezen op 6 oktober 2000 door de rechtbank te Groningen in de zaak van - kort weergegeven - Vincam tegen [geïntimeerde], h.o.d.n. Independent Brains. Tevens wordt daarin als hoofdsom van de titel een bedrag van fl. 429.635,69 vermeld, zijnde het bedrag tot betaling waarvan [geïntimeerde] bij het verstekvonnis is veroordeeld. Naar het oordeel van het hof diende [geïntimeerde] hieruit in beginsel redelijkerwijs te begrijpen dat hij in privé - als eigenaar van een eenmanszaak, genaamd Independent Brains - jegens Vincam was veroordeeld tot betaling van een bedrag van fl. 429.635,69, behoudens door [geïntimeerde] aan te voeren, bijzondere omstandigheden.
8. [geïntimeerde] doet in dit verband een beroep op de volgende omstandigheden:
- van een eenmanszaak Independent Brains is nimmer sprake geweest;
- [geïntimeerde] is in zijn contacten met de rechtsvoorgangster van Vincam - [rechtsvoorganger van Vincam] - altijd opgetreden als bestuurder van de vennootschap Independent Brains.com B.V. (hierna: de vennootschap) en aanvankelijk als bestuurder van [management- en adviesbedrijf], waarvan hij bestuurder was en welke vennootschap volgens zijn stelling als handelsnaam "Independent Brains" gebruikte; in de onderhavige procedure voert hij dan ook het materiële verweer dat niet hij, maar de (in staat van faillissement verklaarde) vennootschap de vordering van Vincam dient te voldoen;
- het exploit was betekend op het adres van de vennootschap.
Vincam stelt hiertegenover dat [rechtsvoorganger van Vincam] destijds niet op de hoogte was van het bestaan van de vennootschap en betwist het toenmalig bestaan van de vennootschap.
9. Het hof is van oordeel dat indien de door [geïntimeerde] gestelde omstandigheden komen vast te staan, dit voldoende is om aan te kunnen nemen dat de op 8 december 2000 aan hem betekende stukken hem onvoldoende duidelijk maakten dat hij in privé was veroordeeld. De enkele omstandigheid dat de betreffende stukken op het adres van de vennootschap zijn betekend, is daartoe naar het oordeel van het hof in ieder geval onvoldoende.
10. Het hof leidt uit de in deze procedure overgelegde stukken uit het Handelsregister af dat de datum van vestiging van "Independent Brains. com B.V." 5 juli 2000 is (zie producties bij proces-verbaal getuigenverhoor d.d. 17 september 2002), en dat de besloten vennootschap voorafgaand aan genoemde vestigingsdatum Diva Techniek B.V. was genaamd. Voorts stelt het hof vast dat de overgelegde stukken met betrekking tot de besloten vennootschap [management- en adviesbedrijf] (producties bij beide aktes na enquête in eerste aanleg) geen ondersteuning geven aan de stelling van [geïntimeerde] dat deze vennootschap destijds als handelsnaam "Independent Brains" voerde. Op grond van hetgeen thans aan bewijsmateriaal voorligt, kan derhalve niet worden aangenomen dat [geïntimeerde] in de periode van omstreeks mei tot juli 2000 met [rechtsvoorganger van Vincam] heeft gehandeld in de hoedanigheid van bestuurder van de besloten vennootschap "Independent Brains". Nu [geïntimeerde] in hoger beroep niet is verschenen, is hij bovendien buiten staat om zijn stellingen - in het bijzonder de gang van zaken, zoals geschetst in zijn akte na enquête in eerste aanleg, sub 8 - middels het horen van getuigen te bewijzen.
11. Gelet op het vorenoverwogene, dient er derhalve van te worden uitgegaan dat de op 8 december 2000 aan [geïntimeerde] betekende stukken hem voldoende duidelijk maakten dat hij in privé - als eigenaar van een eenmanszaak, genaamd Independent Brains - jegens Vincam was veroordeeld tot betaling van een bedrag van fl. 429.635,69. Nu [geïntimeerde] niet binnen een termijn van veertien dagen na 8 december 2000 verzet heeft gedaan, dient hij dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzet.
12. In het licht van het voorgaande kan verder onbesproken blijven wat precies aan de orde is geweest tijdens een bespreking tussen [rechtsvoorganger van Vincam] en [geïntimeerde] op 1 november 2000.
13. Voor zover de grieven aansluiten bij het voorgaande, treffen zij doel. Voor het overige kunnen zij onbesproken blijven.
De slotsom
14. De tussenvonnissen waarvan beroep dienen te worden vernietigd. Het hof zal de zaak op de voet van art. 356 Rv. aan zich houden en in hoger beroep [geïntimeerde] niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzet.
15. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties (aan de zijde van Vincam: verzet eerste aanleg: 3,5 punt in oude tarief VI à Euro 1.724,-; hoger beroep: 1 punt in nieuwe tarief VI à Euro 3.263,-).
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de tussenvonnissen d.d. 28 juni 2002 en 23 april 2003 waarvan beroep;
verklaart [geïntimeerde] niet-ontvankelijk in zijn verzet tegen het verstekvonnis van de rechtbank te Groningen d.d. 6 oktober 2000;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Vincam:
in eerste aanleg op Euro 3.429,80 aan verschotten en Euro 6.034,- aan salaris voor de procureur,
in hoger beroep op Euro 4.892,20 aan verschotten en Euro 3.263,- aan salaris voor de procureur;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs Bax-Stegenga, voorzitter, Meijeringh en De Bock, raden, en uitgesproken door mr Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Haites-Verbeek als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 16 maart 2005.