ECLI:NL:GHLEE:2005:AT1860

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
18 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 443/03 Energiepremie
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van energiepremie en afwijzing door de inspecteur

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een verzoek om toekenning van een energiepremie door de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende, die op 12 november 2002 een verzoek indiende bij energiebedrijf Nuon voor de toekenning van de premie, kreeg op 10 december 2002 te horen dat dit verzoek was afgewezen. De reden voor de afwijzing was dat het geleverde isolatieglas, dat door Glaszettersbedrijf B was geleverd, niet voldeed aan de vereisten voor een KOMO-productcertificaat, omdat het glas kruisroeden bevatte. De belanghebbende heeft hierop bezwaar gemaakt en de inspecteur heeft de afwijzing op 11 april 2003 gehandhaafd. De belanghebbende ging in beroep bij het gerechtshof, waar de mondelinge behandeling op 25 oktober 2004 en 16 februari 2005 plaatsvond.

Het hof oordeelt dat de inspecteur de energiepremie op goede gronden heeft geweigerd. De wetgeving vereist dat voor de toekenning van de premie aan bepaalde technische specificaties moet worden voldaan, waaronder de afwezigheid van kruisroeden in het glas. Aangezien het glas in de woning van de belanghebbende niet aan deze eisen voldeed, kon de inspecteur de premie niet toekennen. Het hof concludeert dat het beroep van de belanghebbende ongegrond is en dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 18 maart 2005 door mr. G.M. van der Meer, raadsheer, en is op 23 maart 2005 aangetekend verzonden aan beide partijen.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK 443/03 18 maart 2005
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, vijfde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van X (: belanghebbende) te Z tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst Noord/kantoor Emmen, Team Energiepremies te Emmen (: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van de belanghebbende tegen de haar door de inspecteur afgegeven beschikking inzake belanghebbendes verzoek om toekenning van energiepremie.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. De belanghebbende heeft op 12 november 2002 bij energiebedrijf Nuon een verzoek om toekenning van energiepremie als bedoeld in artikel 36p, tweede lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag (: de Wet) ingediend. Op 10 december 2002 heeft genoemd energiebedrijf dit verzoek afgewezen.
1.2. Bij brief, ingekomen bij de inspecteur op 9 januari 2003, heeft de belanghebbende zich gewend tot de inspecteur met het verzoek over het onder punt 1.1 bedoelde verzoek een uitspraak te doen. Bij beschikking met dagtekening 3 februari 2003 heeft de inspecteur belanghebbendes verzoek afgewezen.
1.3. Op het tijdig ingediende bezwaar van de belanghebbende heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak van 11 april 2003 de onder punt 1.2 bedoelde beschikking gehandhaafd.
1.4. De belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een pro forma beroepschrift, dat op 21 mei 2003 bij het gerechtshof is ingekomen. Belanghebbende heeft op 29 september 2003 de gronden van het beroep aangevuld en tevens enkele bijlagen overgelegd.
1.5. De inspecteur heeft op 17 november 2003 een verweerschrift (met bijlagen) bij het gerechtshof ingediend.
1.6. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van het gerechtshof op 25 oktober 2004, gehouden te Leeuwarden, alwaar de belanghebbende, vergezeld van haar zoon A, alsmede de inspecteur aanwezig waren. De mondelinge behandeling is vervolgens geschorst om de inspecteur in de gelegenheid te stellen nog nadere informatie aan het hof te verstrekken. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgelezen, welke pleitnota aan het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal is gehecht.
1.7. De inspecteur heeft deze nadere informatie, vergezeld van enkele schriftelijke stukken, op 9 november 2004 ter griffie van het gerechtshof ingezonden. Belanghebbende heeft bij brief van 23 december 2004 haar schriftelijke reactie op deze stukken gegeven.
1.8. De voortgezette mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van het gerechtshof op 16 februari 2005, gehouden te Groningen, alwaar dezelfde personen zijn verschenen als bij de vorige zitting.
1.9. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De feiten
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen vast:
2.1. Op 23 oktober 2002 heeft belanghebbende 27,29 m² isolatieglas aangeschaft ten behoeve van haar eigen woning, welk glas blijkens de overgelegde nota is geleverd door Glaszettersbedrijf B te L.
2.2. In verband met de aangebrachte energiebesparende voorziening aan haar woning heeft de belanghebbende op 12 november 2002 bij energiebedrijf Nuon een verzoek om toekenning van energiepremie als bedoeld in artikel 36p, tweede lid, van de Wet ingediend.
2.3. Op 10 december 2002 heeft het energiebedrijf het verzoek om toekenning van energiepremie afgewezen. Het energiebedrijf heeft als reden aangegeven dat op glas met roedenverdeling geen KOMO-productcertificaat (wordt) afgegeven.
2.4. De belanghebbende heeft zich op 9 januari 2003 gewend tot de inspecteur met het verzoek over het onder punt 2.3 bedoelde verzoek een uitspraak te doen. Bij beschikking d.d. 3 februari 2003 heeft de inspecteur belanghebbendes verzoek (eveneens) afgewezen. Op het bezwaar van de belanghebbende heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak deze beschikking gehandhaafd.
3. Het geschil en de standpunten van partijen
3.1. Partijen houdt verdeeld het antwoord op de vraag of belanghebbendes verzoek om toekenning van energiepremie terecht is afgewezen.
3.2. De belanghebbende is – kort gezegd – van mening dat zij af mocht gaan op de codering in de afstandshouder van het geplaatste glas en het bij het glas ontvangen KOMO-productcertificaat; de codering geeft aan dat het geplaatste glas HR++-glas is en gelet op het KOMO-certificaat hoefde zij aan de juistheid hiervan niet te twijfelen.
3.3. De inspecteur huldigt de opvatting dat de belanghebbende geen aanspraak kan maken op energiepremie, omdat de regelgeving niet toestaat dat op glas met roedenverdeling waarvoor geen KOMO-productcertificaat is afgegeven geen energiepremie wordt verstrekt.
3.4. Voor een uitgebreide weergave van de standpunten van partijen en de gronden waarop deze berusten verwijst het hof naar de van partijen afkomstige stukken alsmede het proces-verbaal van de eerste zitting.
4. De overwegingen omtrent het geschil
4.1. Met ingang van 1 januari 2000 kan ingevolge de Wet een huishouden een energiepremie verwerven indien een energiezuinig apparaat wordt aangeschaft of een energiebesparende maatregel aan de woning wordt getroffen. Met de invoering van deze positieve prikkels voor huishoudens wordt beoogd burgers te stimuleren om energiezuinige apparaten aan te schaffen en om energiebesparende voorzieningen aan de woning aan te brengen (Kamerstukken II 1998/99, 26 532, nr. 3, blz. 1-2).
4.2. Artikel 36a, lid 1, onderdeel j, van de Wet (tekst 2001) bevat de delegatiebepaling naar de Uitvoeringsregeling energiepremies (: UEP). In artikel I onder B van het UEP wordt voor de apparaten en voorzieningen die kunnen gelden als in het belang te zijn van een doelmatig gebruik van energie verwezen naar bijlage I bij deze regeling.
4.3. Volgens deze bijlage, nummer 2007, bestaat HR++-glas uit: warmtereflecterend isolerend meervoudig glas dat voorzien is van de vermelding van de productnaam en het kenmerk HR++-glas ( vastgesteld volgens de Nationale Beoordelingsrichtlijn 2202, 1999) in de afstandhouder en een spouwbreedte van tenminste 15 mm of een U-waarde heeft van ten hoogste 1,2 W/m².K berekend conform NEN-EN 673 (december 1997).
4.4. Op basis van bedoelde beoordelingsrichtlijn wordt een KOMO-productcertificaat afgegeven, mits het bedoelde glas voldoet aan de daarin vastgelegde technische specificaties.
4.5. In deze productspecificatie wordt echter uitdrukkelijk als voorwaarde gesteld dat "de producten zijn uitgevoerd zonder additionele constructies in de spouw ( zoals kruisroeden en glas in lood)."
4.6. Nu tussen partijen niet in geschil is dat het in belanghebbendes woning geplaatste glas kruisroeden bevat, voldoet dit glas daarmee niet aan de Nationale Beoordelingsrichtlijn 2202, 1999 of de van latere datum zijnde en op dit punt gelijkluidende Nationale Beoordelingsrichtlijn 3105, 2001 en kan voor glas dat een dergelijke bewerking heeft ondergaan geen KOMO-productcertificaat worden afgegeven. Dat Glaszettersbedrijf B een verklaring heeft afgegeven waarin staat vermeld dat het geleverde glas wel is voorzien van een KOMO-keurmerk, is een fout die voor rekening van dit glaszettersbedrijf moet blijven en de inspecteur niet kan worden tegengeworpen. Door deze fout wordt de inspecteur niet verplicht de energiepremie toch te verstrekken. Een dergelijke verplichting vloeit evenmin voort uit het vertrouwensbeginsel doordat belanghebbende erop mocht vertrouwen dat de door de leverancier verstrekte informatie juist was.
4.7. Naar het oordeel van het hof heeft de inspecteur de gevraagde energiepremie daarom op goede gronden geweigerd De energiepremie kan evenmin worden geschaard onder de categorie zoals omschreven in bijlage I met kenmerknummer. 2008, omdat voor die categorie immers eveneens als eis het KOMO-productcertificaat wordt gesteld, terwijl dit niet aanwezig is.
4.8. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het beroep van belanghebbende ongegrond moet worden verklaard.
5. De proceskosten
Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing
Het gerechtshof
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld op 18 maart 2005 door mr. G.M. van der Meer, raadsheer, plaatsvervangend lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, en op die dag in het openbaar uitgesproken te Leeuwarden door voornoemde raadsheer in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. de Jong en ondertekend door voornoemde raadsheer en voornoemde griffier.
Op 23 maart 2005 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.