2. De feiten en omstandigheden.
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen vast:
2.1 Belanghebbende, geboren in 19.. en gehuwd, deed voor het jaar 2001 voor de inkomstenbelasting aangifte wegens inkomsten uit werk en woning, onder meer bestaande uit inkomsten uit tegenwoordige arbeid (in dienstbetrekking) en een negatief bedrag aan winst uit onderneming, bestaande uit het bedrag aan zelfstandigenaftrek.
2.2 Na voorlichting in 1996/1997 is belanghebbende in contact gebracht met enige personen die, ofwel als bemiddelaar ofwel als toekomstig compagnon of medevennoot, een agrarisch bedrijf in Polen zouden aankopen, hetwelk door belanghebbende tezamen met die compagnon of medevennoot zou worden geëxploiteerd.
2.3 In 1998 heeft belanghebbende een bedrag van f.300.000,-- geleend en aan deze personen ter beschikking gesteld ter verwerving van een agrarisch bedrijf. Voorts heeft belanghebbende in 1998 en 1999 nog bedragen van f.6.000,-- , f.34.947,50 en f.35.000,-- gefourneerd.
2.4 Nader bleek dat belanghebbende geen eigenaar zou kunnen worden van het agrarisch bedrijf, doch dat daarvoor een besloten vennootschap naar Pools recht –een spolka- zou worden opgericht. Aan belanghebbende zouden alle aandelen in deze vennootschap toekomen.
2.5 In Polen is vervolgens de vennootschap opgericht onder de naam A.
2.6 Aan belanghebbende zijn geen aandelen uitgereikt of geleverd.
2.7 Belanghebbende heeft rechtsbijstand gezocht van een advocaat teneinde ten opzichte van de bemiddelaars en compagnons/medevennoten zijn rechten te doen gelden. Bij uitblijven van resultaat dienaangaande heeft hij zich bij de deken van de orde van advocaten beklaagd. Tevens heeft hij aangifte gedaan van strafbare feiten. Tot schadeloosstelling en strafvervolging is het niet gekomen.
2.8 Belanghebbende wenste voor de heffing van de inkomstenbelasting voor de jaren 1999 en 2000 zijn schade als verlies uit onderneming op zijn inkomen in mindering te brengen, hetgeen de inspecteur heeft geweigerd. De bezwaarschriften van belanghebbende tegen de aanslagen voor die jaren zijn door de inspecteur niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Belanghebbendes beroep tegen deze uitspraken is door het hof ongegrond verklaard.
2.9 Belanghebbende heeft ter zake van het vorenstaande in 2001 autokosten en telefoonkosten gemaakt. Deze kosten heeft hij bij het doen van aangifte niet in aftrek gebracht.
2.10 Bij het vaststellen van de onderhavige aanslag heeft de inspecteur, naast enige thans niet in geschil zijnde correcties, toepassing van de door belanghebbende bij de aangifte gevraagde zelfstandigenaftrek geweigerd en het daarvoor in aftrek gebrachte bedrag van € 6.084,-- bij het belastbare inkomen uit werk en woning geteld.
2.11 Op het tijdig ingediende bezwaar van belanghebbende heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak dit standpunt gehandhaafd. Belanghebbende acht dat standpunt juist, doch wenst alsnog ter zake van het vorenstaande uit 1999 en 2000 voortvloeiende verliezen tot een bedrag van f.422.880,-- te verrekenen met zijn inkomen over 2001.
3. Het geschil.
Te dezen is in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende met zijn inkomen van 2001 (een deel van) het bedrag ad f.422.880,-- als verlies uit onderneming kan verrekenen.