2. De feiten
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting stelt het hof als tussen partijen niet in geschil dan wel door één der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast:
2.1 Belanghebbende was in het jaar 2001 in loondienst werkzaam bij de Stichting C. Tot 31 augustus 1991 heeft hij een rijwielhandel geëxploiteerd. In de loop van het jaar 1994 is belanghebbende een assurantie-adviesbureau gestart. De resultaten daarvan zijn in de afzonderlijke jaren 1995 ( in de mondelinge uitspraak staat abusievelijk 1994) tot en met 2001 altijd negatief geweest.
2.2 Belanghebbende heeft drie kinderen. Twee daarvan, respectievelijk geboren op 31 juli 1986 en 5 januari 1988, staan volgens de gemeentelijke basisadministratie in het onderhavige jaar ingeschreven op het adres van belanghebbende. Eén kind, geboren 3 april 1983, staat ingeschreven op het adres van belanghebbendes ex-echtgenote.
2.3 Naar aanleiding van de bezwaren tegen de aanslagen voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (: IB/PV) over de jaren 1996 en 1997 en naar aanleiding van de aangiften IB/PV over de jaren 1998 tot en met 2000 heeft in het jaar 2001 een boekenonderzoek plaatsgevonden. Hiervan is op 25 april 2002 een rapport uitgebracht (zie bijlage 6 van het verweerschrift).
2.4 De aangiften IB/PV van belanghebbende over de jaren 1996, 1998 en 1999 zijn niet tijdig ingediend.
2.5 Belanghebbende heeft voor het onderhavige jaar geen aangifte gedaan voor de IB/PV, ondanks daartoe door de inspecteur bij brieven van 30 augustus 2002 en 26 november 2002 te zijn aangemaand. Op 5 februari 2003 heeft de inspecteur aan belanghebbende ambtshalve een aanslag IB/PV over het onderhavige jaar opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.000, -. Tevens is een verzuimboete vastgesteld van € 794, -. Deze boete heeft betrekking op het niet dan wel niet tijdig indienen van de aangiften IB/PV. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. Alsnog is namens belanghebbende bij bezwaar een aangifte IB/PV over het jaar 2001 toegevoegd. Het belastbare inkomen uit werk en woning (tevens verzamelinkomen) bedraagt in deze aangifte ƒ 27.682, - en na verliesverrekening ƒ 102.481, - (negatief).
2.6 Naar aanleiding van het onder punt 2.5 vermelde bezwaar heeft opnieuw een boekenonderzoek bij belanghebbende plaatsgevonden. Onderzocht is de aanvaardbaarheid van het voormelde bezwaarschrift. Het rapport van het boekenonderzoek is van 2 maart 2004. Als resultaat van het boekenonderzoek heeft de inspecteur het belastbare inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 28.440, -. Dit bedrag is gebaseerd op de bij bezwaar ingediende aangifte IB/PV. De inspecteur heeft in het bedrag van € 28.440, - geen rekening gehouden met het negatieve resultaat uit de rijwielhandel en uit het assurantie-adviesbureau van in totaal ƒ 21.759, -, met het totaal van de door belanghebbende ten aanzien van zijn kinderen opgevoerde uitgaven van levensonderhoud van ƒ 11.492, - met de door belanghebbende opgevoerde ziektekosten tot een bedrag van ƒ 1.741, - en met de geclaimde verliesverrekening.
2.7 In zijn uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur het bedrag van € 28.440, - als het belastbare inkomen uit werk en woning gehandhaafd, alsmede de verzuimboete. Tegen de door de inspecteur aangebrachte correcties en de verzuimboete richt zich het beroep.