ECLI:NL:GHLEE:2005:AT6857

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
rolnummer 0300386
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Knijp
  • J. de Bock
  • M. Kuiper
  • H. Streppel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van schadeclaims van appellanten na besluit tot naamswijziging door de gemeente Heerenveen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 1 juni 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over de schadeclaims van een groep appellanten tegen de gemeente Heerenveen. De appellanten, allen wonende en/of gevestigd te Heerenveen, stelden schade te hebben geleden als gevolg van een besluit tot naamswijziging. Het hof heeft vastgesteld dat de appellanten niet voldoende onderbouwde stellingen hebben gepresenteerd met betrekking tot de door hen gestelde schade. Het hof concludeert dat er geen inzicht is gegeven in de omvang van de schade, waardoor het niet mogelijk is om te oordelen over de onevenredigheid van de gevolgen van het besluit voor de appellanten ten opzichte van anderen.

Het hof heeft in het tussenarrest van 15 september 2004 de appellanten opgedragen om inzicht te geven in de omvang van hun schade. De meeste appellanten hebben echter geen nadere toelichting gegeven, waardoor hun vorderingen zijn afgewezen. Slechts enkele appellanten hebben wel stukken ingediend ter onderbouwing van hun schade, maar het hof oordeelt dat deze stukken onvoldoende zijn om de gestelde schade te onderbouwen. De appellanten zijn niet in staat gebleken om aan te tonen dat de gemeente met het besluit had moeten afzien van de naamswijziging of een passende vergoeding had moeten aanbieden.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 21 mei 2003 en veroordeelt de appellanten in de kosten van het geding in hoger beroep. De kosten worden begroot op € 245,-- aan verschotten en € 1.341,-- voor salaris voor de procureur. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende onderbouwing van schadeclaims in civiele procedures.

Uitspraak

Arrest d.d. 1 juni 2005
Rolnummer 0300386
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[1 t/m 20 appellanten]
allen wonende en/of gevestigd te Heerenveen,
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
hierna te noemen: appellanten,
procureur: mr P. Stehouwer,
tegen
de gemeente Heerenveen,
zetelende te Heerenveen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: de gemeente,
procureur: mr V.M.J. Both.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 15 september 2004 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Appellanten hebben een akte genomen, waarbij zij tevens een aantal stukken in het geding hebben gebracht.
De gemeente heeft een antwoord-akte genomen.
Vervolgens hebben partijen de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
1. In het tussenarrest heeft het hof appellanten opgedragen inzicht te geven in de omvang van de door hen, per procespartij, geleden of nog te lijden schade als gevolg van het besluit tot naamswijziging.
Hierop hebben appellanten in de door hen genomen akte voor een aantal van hen een beknopte schadeopstelling in het geding gebracht.
2. Het hof stelt in de eerste plaats vast dat de appellanten sub 2, 4, 6, 7, 8, 10, 11, 12, 13, 14, 17, 18, 19 en 20 in het geheel geen nadere toelichting op hun schade hebben gegeven. Derhalve hebben zij niet voldaan aan de opdracht van het hof om nader inzicht te verschaffen in de omvang van hun schade. Nu, zoals het hof in het tussenarrest al had overwogen, de omvang daarvan geenszins duidelijk is geworden, kan in ieder geval voor deze appellanten niet tot het oordeel geworden gekomen dat sprake is van onevenredigheid tussen de belangen van appellanten en de belangen van de gemeente. Evenmin kan worden geoordeeld dat sprake is van strijd met het egalité-beginsel.
Op grond hiervan zullen de vorderingen van deze appellanten moeten worden afgewezen.
3. De appellanten sub 1, 3, 5, 9, 15 en 16 hebben wel nadere stukken in het geding gebracht ter onderbouwing van hun schade. Met betrekking tot deze stukken overweegt het hof het volgende.
3.1. Uit de door appellant sub 3 in het geding gebrachte winst- en verliesrekening 2003 (prod.1) kan niet worden afgeleid dat, en zo ja, tot welke hoogte, sprake is geweest van schade als gevolg van het gewraakte besluit. Ook uit de als productie 2 overgelegde nota terzake van "denkwerk" kan - bij het ontbreken van een deugdelijke toelichting - zulks niet worden afgeleid.
1.2. Het door appellant sub 5 gestelde omzetverlies ad € 56.240,--, blijkend uit een overzicht van onkosten (prod. 3) is op geen enkele wijze onderbouwd met stukken, noch nader toegelicht. Ook de post 'extra advertentiekosten' ad € 2.908,-- is op geen enkele wijze onderbouwd of van een toelichting voorzien.
1.3. Het zelfde geldt voor de door appellant sub 1 geclaimde 'verwachte bedrijfsschade' ad € 50.000,-- (prod. 5).
1.4. Evenzo heeft appellant sub 9 in het geheel niet nader onderbouwd of inzicht gegeven in de door hem gestelde omzetdaling - overigens geenszins gelijk te stellen aan schade - van tussen de € 5.000,-- en € 10.000,-- (prod. 6).
1.5. Voorts merkt het hof nog op dat niet duidelijk is op welke appellant de als prod. 4 overgelegde stukken betrekking hebben, zodat het hof daaraan verder voorbij zal gaan.
4. Gelet op het voorgaande moet het hof concluderen dat nog steeds niet inzichtelijk is geworden dat de betreffende appellanten schade als gevolg van omzetverlies door het gewraakte besluit hebben geleden. Nu appellanten op dit punt ook verder geen concrete gegevens in het geding hebben gebracht, of concrete, onderbouwde, stellingen hebben betrokken met betrekking tot de door hen gestelde bedrijfsschade, ziet het hof onvoldoende basis om een deskundige te benoemen. Alvorens de benoeming van een deskundige aan de orde is, dient een partij immers eerst zelf voldoende toegelichte en onderbouwde stellingen te betrekken, waarna, indien de stellingen worden betwist door de wederpartij, de rechter zonodig - indien sprake is van dusdanig gespecialiseerde materie dat de rechter, alvorens zijn oordeel te vormen, het wenselijk oordeelt zich eerst te laten voorlichten door een deskundige - tot de benoeming van een deskundige kan overgaan.
5. Voor het overige resteert dan voor een aantal appellanten de door hen gestelde schade bestaande uit aanpassing van de adresgegevens van hun bedrijf op briefpapier en overige bedrijfsmiddelen. Veronderstellenderwijs uitgaande van de juistheid van die gegevens - overigens ontbreken in alle gevallen betalingsbewijzen zodat niet vaststaat dat de schade daadwerkelijk is geleden, is het hof van oordeel dat hier sprake is van relatief geringe bedragen. Daardoor is naar het oordeel van het hof niet voldaan aan het vereiste dat sprake is van dusdanige schade bij (enkele van) appellanten, dat de gemeente met het oog daarop had moeten afzien van het besluit, dan wel een passende vergoeding had moeten aanbieden (vergelijk r.o. 13 tussenarrest). Evenmin kan worden geoordeeld dat de nadelige gevolgen van het besluit voor (enkele van) appellanten dusdanig zijn, dat moet worden geoordeeld dat sprake is van onevenredigheid van de gevolgen van het besluit voor appellanten ten opzichte van anderen (vergelijk r.o. 16 tussenarrest).
Slotsom
6. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de slotsom dat ook van de appellanten sub 1, 3, 5, 9, 15 en 16 de vorderingen zullen worden afgewezen. De grieven falen grotendeels. Hetgeen overigens nog naar voren is gebracht ter toelichting op de grieven, kan verder deels onbesproken blijven.
Het bestreden vonnis zal, zij het op andere gronden, worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk te stellen partij zullen appellanten worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep (tarief II, 1,5 punt).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 21 mei 2003;
veroordeelt appellanten in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van de gemeente tot aan deze uitspraak op € 245,-- aan verschotten en € 1.341,-- voor salaris voor de procureur.
Aldus gewezen door mrs Knijp, voorzitter, De Bock en Kuiper, raden, en uitgesproken door mr Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van de heer Bilstra als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 1 juni 2005.