ECLI:NL:GHLEE:2005:AT6905
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.H.A. Fransen
- K. de Jong-Braaksma
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, staat de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van belanghebbende tegen een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen centraal. De aanslag werd opgelegd op 13 februari 2003 voor het jaar 2000. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze aanslag, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar bij uitspraak van 22 januari 2004 niet-ontvankelijk. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het hof, waarbij hij stelde dat hij eerder mondeling bezwaar had gemaakt en dat er geen rechtsmiddelverwijzing op het aanslagbiljet stond vermeld.
Het hof heeft vastgesteld dat het bezwaar van belanghebbende te laat was ingediend, aangezien de bezwaartermijn op 27 maart 2003 eindigde en het schriftelijke bezwaar pas op 11 april 2003 was ontvangen. Het hof oordeelde dat het mondelinge bezwaar dat belanghebbende op 21 november 2002 had gemaakt, niet als een geldig bezwaar kon worden aangemerkt volgens de wet. De inspecteur had het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende voerde aan dat privé-omstandigheden, zoals de ziekte van zijn echtgenote, hem hadden belet om tijdig bezwaar te maken. Het hof erkende de impact van deze omstandigheden, maar oordeelde dat belanghebbende toch maatregelen had kunnen treffen om de termijnoverschrijding te voorkomen. Het hof concludeerde dat het bezwaar van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk was verklaard en dat de zelfstandigenaftrek niet verder beoordeeld hoefde te worden. De beslissing van het hof was dat het beroep ongegrond werd verklaard en dat het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard voor zover het gericht was tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve herziening.