ECLI:NL:GHLEE:2005:AT7071
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- A. Knijp
- Bax-Stegenga
- De Bock
- J. Streppel
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een schadevordering op basis van de Ziekenfondswet
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, betreft het een hoger beroep van RZG Zorgverzekeraar U.A. tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De zaak is een vervolg op een tussenarrest van 8 december 2004, waarin het hof al had vastgesteld dat de geïntimeerde bezwaar had gemaakt tegen het besluit dat ten grondslag lag aan de acceptgiro. RZG had in haar akte aangegeven niet in staat te zijn om het besluit dat aan de schadevordering ten grondslag ligt, te overleggen. Het hof concludeert dat RZG niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, omdat de geldigheid van het besluit in de administratiefrechtelijke rechtsgang nog niet is vastgesteld. Dit is een noodzakelijke voorwaarde voor het verkrijgen van een executoriale titel tot schadevergoeding op basis van de Ziekenfondswet.
Het hof heeft vastgesteld dat RZG niet heeft voldaan aan het verzoek om een afschrift van de brief die de acceptgiro begeleidde, over te leggen. Bovendien is er geen bewijs dat de brief die RZG op 19 februari 2001 naar de geïntimeerde heeft gestuurd, kan worden aangemerkt als een besluit dat grondslag kan bieden voor de vordering. Het hof benadrukt dat het ontbreken van een geldig besluit een belemmering vormt voor de toewijzing van de vordering van RZG.
De beslissing van de rechtbank om de vordering van RZG af te wijzen, wordt bekrachtigd. RZG wordt als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die aan de zijde van de geïntimeerde op nihil zijn begroot. Het hof heeft de zaak behandeld in een openbare terechtzitting op 11 mei 2005, waarbij de uitspraak is gedaan door een enkelvoudige kamer onder leiding van vice-president J. Streppel.