ECLI:NL:GHLEE:2005:AT7092
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. Mollema
- B. Bax-Stegenga
- A. de Bock
- J. Streppel
- Rechtspraak.nl
Eigendom van woning na ontbinding huwelijksgemeenschap en faillissement
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 27 april 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over de eigendom van een woning na de ontbinding van een huwelijksgemeenschap. De curator, mr. R. Verdonk q.q., in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [betrokkene], had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden, waarin was geoordeeld dat de woning niet in het faillissement van [betrokkene] viel. De curator stelde dat [geïntimeerde], de eigenaar van de woning, niet voldeed aan de bewijslast van artikel 61 lid 4 van de Faillissementswet (Fw), die vereist dat de eigendom en de financiering met eigen middelen bewezen moeten worden.
Het hof oordeelde dat, nu vaststond dat [geïntimeerde] de woning had verkregen door toedeling en levering in het kader van de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap, de bewijslastregel van artikel 61 lid 4 Fw niet meer van toepassing was. Het hof verwees naar een eerdere uitspraak van de Hoge Raad, waarin werd vastgesteld dat een vrije gemeenschap die ontstaat na de ontbinding van een huwelijkse gemeenschap niet als zodanig kan worden aangemerkt. Het hof concludeerde dat de curator niet kon aantonen dat de woning tot de faillissementsboedel behoorde, en bekrachtigde het vonnis van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt de bescherming van de echtgenoot of geregistreerde partner van de gefailleerde en de noodzaak om de rechten van de schuldeisers te waarborgen. Het hof oordeelde dat de curator andere rechtsmiddelen tot zijn beschikking had om bescherming te verkrijgen tegen mogelijke samenspanning tussen de (ex)echtgenoten. De kosten van het geding in hoger beroep werden toegewezen aan de curator, die als in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt.