ECLI:NL:GHLEE:2005:AT7384
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- prof. mr. E. Aardema
- mr. G.M. van der Meer
- prof. dr. J.J.M. Jansen
- Rechtspraak.nl
Winstuitdeling door BV aan aandeelhouder in geschil over navorderingsaanslag inkomstenbelasting
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 10 juni 2005, staat centraal of de inspecteur van de Belastingdienst terecht een bedrag van ƒ 425.000,-- heeft aangemerkt als een winstuitdeling door de BV aan de belanghebbende, die directeur en enig aandeelhouder van de BV is. De belanghebbende ontkent dit en stelt dat het bedrag is ontvangen door zijn zonen in verband met de gedwongen verplaatsing van hun bedrijfsactiviteiten, en niet door de BV zelf. De inspecteur daarentegen stelt dat de BV benadeeld is doordat de vergoeding ten goede is gekomen aan de zonen van de belanghebbende, wat zou duiden op een middellijke uitdeling.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de belanghebbende ontving in 1999 een aanslag inkomstenbelasting, en in 2002 volgde een navorderingsaanslag. De inspecteur verhoogde het belastbaar inkomen van de belanghebbende met het bedrag van ƒ 425.000,--, dat volgens hem een uitdeling van de BV was. De belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat leidde tot de onderhavige procedure.
Het hof oordeelt dat de gemeente Groningen de overeenkomst is aangegaan met de broers van de belanghebbende en niet met de BV. De inspecteur heeft niet kunnen aantonen dat de broers namens de BV hebben opgetreden in hun contacten met de gemeente. Het hof concludeert dat de vergoeding niet toekomt aan de BV en dat er dus geen sprake is van een (middellijke) winstuitdeling. De uitspraak van de inspecteur wordt vernietigd, en de belanghebbende krijgt gelijk in deze zaak.