4. Rechtsoverwegingen:
3.1 In artikel 3.123 van de Wet inkomstenbelasting 2001 worden de schulden ter zake van de verwerving van de woning uit artikel 3.120, onderdeel a, uitgebreid met de schulden die zijn aangegaan ter verbetering of onderhoud van de woning. Voorwaarde is dat de verbetering en het onderhoud met schriftelijke bewijzen worden gestaafd. Vanaf 1997 tot 2001 was deze voorwaarde opgenomen in artikel 42b, vijfde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.
4.2 Naar het oordeel van het hof dient belanghebbende aannemelijk te maken dat zijn wil erop was gericht om de verhoging van de hypothecaire schuld aan te wenden voor verbetering of onderhoud van zijn woning. Zoals de Hoge Raad heeft overwogen in zijn arrest van 22 oktober 2004, nr. 38.464, hoeft de enkele omstandigheid dat een belastingplichtige, die een schuld is aangegaan voor de verbetering of onderhoud van een eigen woning, het geleende geld niet onmiddellijk voor dat doel aanwendt, op zichzelf nog niet te betekenen dat aan het oogmerkvereiste niet langer wordt voldaan. Het oogmerk de geleende gelden te besteden aan verbetering of onderhoud kan echter niet meer aanwezig worden geacht voor zover de uit de geldlening verkregen gelden zijn aangewend voor andere doeleinden en niet een daarmee overeenkomend bedrag liquide beschikbaar is gebleven.
4.3 Uit de brief van belanghebbende van 30 september 2003 leidt het hof af dat de verhoging van de hypothecaire geldlening mede was ingegeven om het ondernemingskrediet af te lossen. Uit die brief leidt het hof eveneens af dat belanghebbende de door de verhoging van de hypothecaire lening verkregen gelden wilde aanwenden voor groot onderhoud van zijn woning, voor zover dat na aflossing van het ondernemingskrediet nog mogelijk was. In de brief noemt belanghebbende een bedrag van ƒ 10.000, -, dat voor september 2003 zou zijn besteed aan verbetering of onderhoud van de woning. Bij de vaststelling van de hoogte van dit bedrag heeft belanghebbende rekening gehouden met zijn spaarreserves.
4.4 Uit de onder 4.3 vermelde brief blijkt, naar het oordeel van het hof, voldoende dat bij belanghebbende het subjectieve oogmerk aanwezig was om een deel van de verhoging van de hypothecaire lening aan te wenden voor verbetering of onderhoud van de woning. Dit oogmerk dient echter gestaafd te worden met objectieve gegevens. Belanghebbende stelt dat hij voor een bedrag van € 6.474,08 facturen van de jaren 2001 en 2002 kan tonen, die betrekking hebben op verbetering of onderhoud van de woning. Echter, hij heeft geen aanbod gedaan om die facturen te overleggen. In de gedingstukken is slechts de in 2.5 vermelde factuur met dagtekening 12 november 2000 aanwezig. Overigens zijn de facturen van 2002 voor de aftrek in het onderhavige jaar niet relevant.
4.5 Het hof acht het – gelet op de onder 2.3 vermelde feiten - aannemelijk dat ten tijde van de betaling van de onder 2.5 vermelde factuur belanghebbende een daarmee overeenkomend liquide bedrag beschikbaar heeft gehouden. Op grond hiervan en het overwogene onder 4.1, 4.2, 4.3 en 4.4 acht het hof in ieder geval voor een bedrag van ƒ 5.500, - het oogmerk aanwezig om de uit de hypothecaire verhoging verkregen middelen aan te wenden voor de verbetering van de eigen woning. Echter, aan de aftrek van de rente, die betrekking heeft op voormeld bedrag van ƒ 5.500, - komt het hof niet toe, omdat de betaling van de factuur niet met schriftelijk bescheiden is gestaafd. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 22 oktober 2004, 38.464, nadrukkelijk overwogen dat een schuld welke is aangegaan voor verbetering of onderhoud van een eigen woning, pas wordt behandeld als schuld voor zover en vanaf het moment waarop, naar met schriftelijk bescheiden is te staven, betaling ter zake van verbetering of onderhoud van de woning heeft plaatsgehad. Hiervan zijn geen schriftelijke bescheiden overgelegd.
4.6 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat belanghebbendes beroep geen doel treft. Het standpunt van de inspecteur – zoals weergegeven onder 3.3 – heeft tot gevolg dat het beroep gegrond is en het belastbare inkomen uit werk en woning over het jaar 2001 vastgesteld moet worden op € 29.268, -.