ECLI:NL:GHLEE:2005:AT7606

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
15 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Rolnummer 0400336
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mollema
  • A. Kuiper
  • J. Breemhaar
  • M. Melssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de verlenging of beëindiging van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden werd behandeld, ging het om een geschil tussen [appellant], een (gewezen) werknemer, en Sauna Peize B.V. over de verlenging of beëindiging van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur. De arbeidsovereenkomst was aangegaan op 15 april 2004 en liep van 1 mei 2002 tot 31 mei 2003. [appellant] stelde dat zijn arbeidsovereenkomst was verlengd tot 1 juli 2004, terwijl Sauna Peize betwistte dat er een verlenging had plaatsgevonden. De rechtbank Assen had in eerste aanleg de vordering van [appellant] afgewezen, waarna hij in hoger beroep ging.

Het hof oordeelde dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege was geëindigd op 1 juni 2003, tenzij bewezen kon worden dat partijen waren overeengekomen de overeenkomst voort te zetten. [appellant] had in zijn dagvaarding en tijdens de procedure in hoger beroep gesteld dat hij overleg had gevoerd met de bedrijfsleider en dat deze had aangegeven dat de overeenkomst zou worden verlengd. Het hof concludeerde echter dat [appellant] onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat er een verlenging was overeengekomen. Bovendien was het hof van mening dat [appellant] niet mocht afgaan op de mededelingen van de bedrijfsleider, aangezien deze geen bevoegdheid had om een verlenging van de arbeidsovereenkomst aan te bieden.

Uiteindelijk bekrachtigde het hof het vonnis van de rechtbank en veroordeelde [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van schriftelijke overeenkomsten en de noodzaak voor werknemers om duidelijkheid te verkrijgen over hun arbeidscontracten, vooral bij tijdelijke contracten.

Uitspraak

Arrest d.d. 15 juni 2005
Rolnummer 0400336
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser in conventie en verweerder in reconventie,
hierna te noemen: [appellant],
voorwaardelijke toevoeging,
procureur: mr. H. de Jong,
tegen
Sauna Peize B.V.,
gevestigd te Peize,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna te noemen: Sauna Peize,
procureur: mr. J.V. van Ophem.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 19 januari 2004 en 5 april 2004 door de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Assen, hierna aan te duiden als de kantonrechter.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 5 juli 2004 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 5 april 2004 met dagvaarding van Sauna Peize tegen de zitting van
8 december 2004.
Sauna Peize heeft laatstbedoelde datum op de voet van art. 126 jo. 353 Rv vervroegd tot 28 juli 2004.
De conclusie van de memorie van grieven - abusievelijk aangeduid als 'memorie van grieven in incidenteel appel' - luidt:
"bij recht, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het door de Rechtbank Assen, sector kanton, locatie Assen op 5 april 2004 gewezen vonnis onder nummer 129029 CV EXPL 03-3297 in conventie te vernietigen en opnieuw recht doende aan [appellant] toe te wijzen het gevorderde bedrag van bruto Euro 26.503,68, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2003 tot aan de dag der algehele voldoening, het geheel te verminderen met Euro 17.000,00 en Sauna Peize te veroordelen in de kosten van beide instanties."
Bij memorie van antwoord is door Sauna Peize verweer gevoerd met als conclusie:
"bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, [appellant] in het door hem ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans het vonnis van de Rechtbank Assen, sector Kanton, locatie Assen d.d. 5 april 2004 tussen partijen gewezen met zaak/rolnummer 129029 CV EXPL 03-3297 te bekrachtigen zonodig onder verbetering van de gronden met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep."
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd en heeft het hof een dag bepaald voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft zeven grieven opgeworpen.
De beoordeling
De vaststaande feiten:
1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten in r.o. 1 van het beroepen vonnis is geen grief opgeworpen, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan, welke feiten het hof hierna zal herhalen met aanvulling van enkele feiten die in hoger beroep zijn komen vast te staan.
2. Bedoelde vaststaande feiten zijn de volgende:
(i) Partijen zijn op 15 april 2004 een arbeidsovereenkomst aangegaan, op grond waarvan [appellant] met ingang van 1 mei 2002 voor de periode tot 31 mei 2003 voor 40 uren per week in dienst is getreden van Sauna Peize in de functie van horecamedewerker.
(ii) [appellant] was in deze functie laatstelijk voor 50 uren per week werkzaam tegen een beloning van Euro 2.354,55 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag.
(iii) Van de arbeidsovereenkomst is een onderhandse akte d.d. 15 april 2002, hierna te noemen het arbeidscontract, opgemaakt. Blijkens het arbeidscontract heeft [betrokkene], hierna te noemen [betrokkene], voor Sauna Peize gehandeld bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst.
(iv) [appellant] heeft vanaf 1 juni 2003 geen werkzaamheden meer ten behoeve van Sauna Peize verricht.
(v) Een door de gemachtigde van [appellant] aan Sauna Peize gerichte brief d.d. 1 juli 2003 (prod. 4 bij akte tot overlegging producties d.d. 15 december 2003) vermeldt onder meer:
'Voorafgaand aan de expiratiedatum heeft cliënt overleg gevoerd over een verlenging. Cliënt is meegedeeld dat de overeenkomst verlengd zou worden en cliënt is vervolgens ingeroosterd voor de maand juni 2003. Defacto is de arbeidsovereenkomst (...) verlengd tot 1 juli 2004. Nadat cliënt de afspraken over de verlenging gemaakt had en nadat cliënt het nieuwe rooster had ontvangen, is hem tot zijn verbazing meegedeeld dat de overeenkomst toch niet gecontinueerd zou worden. Cliënt heeft reeds meegedeeld dat hij zich hiermee niet kon verenigen. Namens cliënt roep ik hierbij de vernietigbaarheid van enig ontslag wegens het ontbreken van de toestemming van de Raad van Bestuur CWI in, aanbiedende de arbeid van cliënt, vorderende doorbetaling van loon.'
(vi) Een door de gemachtigde van [appellant] aan Sauna Peize gerichte brief d.d. 19 augustus 2003 (prod. 8 bij akte tot overlegging producties d.d. 15 december 2003) vermeldt onder meer:
'Eind april heeft cliënt overleg gevoerd met de heer [de bedrijfsleider], bedrijfsleider Horeca en zijn aanspreekpunt voor het vaststellen van de roosters. Cliënt heeft [de bedrijfsleider] gevraagd of de overeenkomst door het verlopen van de tijd zou beëindigen of die gecontinueerd zou worden. [de bedrijfsleider] heeft naar hij later aan cliënt mededeelde ruggespraak met het managersechtpaar gevoerd en heeft meegedeeld dat het contract verlengd zou worden, welke verlenging cliënt terstond aanvaard heeft en welke afspraak tot gevolg had dat cliënt ook ingeroosterd werd na 31 mei 2003. (...).
(...). Cliënt berust thans in de ontslagdatum zijnde 1 juni 2003, doch niet in de wijze waarop. Cliënt acht u schadeplichtig (...).'
(vii) Een ongedateerde. door [betrokkene], aan de medewerkers gerichte schriftelijke mededeling (prod. 3 bij memorie van grieven) vermeldt onder meer:
'Per 1 augustus komt er een nieuwe directie bij Beauty Sauna die de dagelijkse leiding van mij gaan overnemen.
De nieuwe directieleden zijn: [directielid 1] en [directielid 2].
[directielid 1] en [directielid 2] hebben de afgelopen jaren als directie gewerkt voor Beauty & Sauna de Heuvelrug in Veenendaal.
Zij zullen mijn taken overnemen zodat ik mij kan richten op andere activiteiten voor Beauty Sauna Peize en voor het volgend jaar te openen Sauna en Beauty Complex in Beijing.
[directielid 1] zal tevens leiding geven aan de Beauty-afdeling.'
Met betrekking de grieven:
3. De grieven leggen het geschil tussen partijen in volle omvang ter beoordeling aan het hof voor. Zij zullen daarom gezamenlijk worden behandeld.
4. Voorop gesteld moet worden dat de door partijen op 15 april 2002 aangegane arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is aangegaan, te weten vanaf 1 mei 2002 tot en met 31 mei 2003. Niet is gesteld of gebleken dat partijen schriftelijk zijn overeengekomen dat voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst een voorafgaande opzegging nodig was. Het hof moet daarom ervan uitgaan dat de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 juni 2003 van rechtswege is geëindigd, tenzij in rechte komt vast te staan dat partijen zijn overeengekomen de arbeidsovereenkomst voor te zetten.
[appellant] heeft in dat verband in de inleidende dagvaarding in eerste aanleg het volgende gesteld:
"Voorafgaand aan 1 juni 2003 heeft eiser overleg gepleegd met de bedrijfsleider Horeca, de heer [de bedrijfsleider], omdat eiser de overeenkomst graag wilde continueren. Na overleg met de manager heeft de heer [de bedrijfsleider] aan eiser meegedeeld dat de overeenkomst voortgezet zou worden, welke voortzetting eiser heeft geaccepteerd. Vervolgens is eiser, zoals gebruikelijk, ingeroosterd voor de maand juni 2003"
[appellant] heeft die stelling in appel herhaald, daarbij verwijzend naar de schriftelijke verklaring van genoemde [de bedrijfsleider], welke in eerste aanleg door Sauna Peize (bij conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie) is overgelegd. In bedoelde verklaring merkt [de bedrijfsleider] terzake het volgende op:
"... mede omdat ik met het maken van het rooster qua bezetting er niet uit kwam ben ik naar Dhr. [directielid 2] gegaan met de mededeling dat we de handen van Dhr. [appellant] wel konden gebruiken. Dhr. [directielid 2] kwam met de uitspraak, Ja dat denk ik ook wel, en dus heb (ik) [appellant] op het rooster laten staan. Ik heb vervolgens de mededeling aan Dhr. [appellant] gedaan, welke dus de indruk kreeg dat hij nog kon blijven."
Een en ander kan, mits bewezen, niet tot de conclusie leiden dat tussen partijen uitdrukkelijk een verlenging van de arbeidsovereenkomst in overeen gekomen, zeker niet in het licht van de onweersproken stelling van Sauna Peize dat aan [appellant] in april/mei 2003 op zijn vraag of hij langer kon blijven, uitdrukkelijk te verstaan is gegeven dat de overeenkomst niet zou worden verlengd, welk besluit later - na een verzoek tot heroverweging zijdens [appellant] - nog eens is bevestigd en gegeven het feit dat niets is gesteld of gebleken omtrent de duur van de eventuele verlenging en/of de voorwaarden daaronder. [appellant] heeft derhalve onvoldoende gesteld om terzake tot bewijs - als door hem aangeboden - te kunnen worden toegelaten.
Het hof voegt daar nog aan toe dat [appellant] wist dat [de bedrijfsleider] geen bevoegdheden op het gebied van het aannemen van personeel toekwam, zodat [appellant], naar het oordeel van het hof, dan ook niet uit hetgeen [de bedrijfsleider] jegens hem zou hebben verklaard heeft mogen afleiden dat [de bedrijfsleider] wel bevoegd was om namens Sauna Peize een aanbod te doen omtrent de verlenging van de arbeidsovereenkomst. Hierbij moet nog aangetekend worden, dat ook niet gesteld of gebleken is dat [appellant] met [de bedrijfsleider] omtrent de duur van de verlenging heeft gesproken.
5. Het hof leest in de grieven en de daarop gegeven toelichting overigens geen andere relevante stellingen en/of verweren dan die reeds in eerste aanleg waren aangevoerd en door de kantonrechter gemotiveerd verworpen. Het hof onderschrijft hetgeen de kantonrechter terzake heeft overwogen en neemt die motivering over. Het hof tekent daarbij nog aan dat het bepaalde in artikel 7:668 BW hier toepassing mist nu [appellant] feitelijk na 31 mei 2003 geen werkzaamheden meer voor Sauna Peize heeft verricht
6. De grieven falen derhalve.
7. Het hof passeert het bewijsaanbod als niet ter zake doend.
De slotsom.
8. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd met veroordeling van [appellant] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep. Deze kosten zullen worden berekend naar het liquidatietarief voor de hoven (tarief I; 1 pt. à Euro 632,--).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van Sauna Peize tot aan deze uitspraak op Euro 241,-- aan verschotten en Euro 632,-- aan salaris voor de procureur;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs Mollema, voorzitter, Kuiper en Breemhaar, raden, en uitgesproken door mr Melssen, raadsheer, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van de heer Bilstra als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 15 juni 2005.