ECLI:NL:GHLEE:2005:AT8161
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. Mollema
- A. Meijeringh
- J. Breemhaar
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van vorderingen met betrekking tot familieportret
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden werd behandeld, ging het om de ontvankelijkheid van vorderingen van de appellant, die een familieportret eiste van het Stichting Groninger Museum voor Stad en Lande. De appellant had zijn eis verminderd tijdens een comparitie van partijen op 1 februari 2005, maar het hof moest ambtshalve de grondslag van zijn vorderingen onderzoeken. Het hof oordeelde dat de appellant niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn vorderingen, omdat hij deze niet ten behoeve van de onverdeelde boedel van de erven van betrokkenen had ingesteld, maar pro se. Dit betekende dat de appellant niet de juiste procespartij was om de vorderingen in te stellen.
Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en veroordeelde de appellant in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep. De kosten werden berekend volgens de geldende liquidatietarieven. Het hof oordeelde dat de vorderingen van de appellant, waaronder de eis om het museum te bevelen tot afgifte van het familieportret, niet konden worden toegewezen. De appellant had ook gevorderd dat de koopovereenkomst tussen het museum en de erven van betrokkenen nietig was, maar het hof oordeelde dat deze vordering geen zelfstandige betekenis had en het lot van de eerdere vordering deelde.
De uitspraak werd gedaan door een enkelvoudige kamer onder leiding van vice-president Mollema, en de griffier was mevrouw Haites-Verbeek. De uitspraak vond plaats op 22 juni 2005.