ECLI:NL:GHLEE:2005:AT9407

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
13 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Rekestnummer 0400287
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Wachter
  • Melssen
  • Laagland
  • Mollema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van de hoogte van de door de man te betalen partneralimentatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 13 juli 2005 uitspraak gedaan over de hoogte van de door de man te betalen partneralimentatie. De man, hierna te noemen 'de man', had in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Leeuwarden van 23 juni 2004 te vernietigen, waarin zijn verzoek tot wijziging van de alimentatie was afgewezen. De rechtbank had eerder bepaald dat de man een bijdrage van Euro 1.300,- per maand aan de vrouw, hierna te noemen 'de vrouw', moest betalen. De man stelde dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden, waaronder zijn samenwoning met een nieuwe partner en een verlaging van zijn inkomen.

Het hof heeft vastgesteld dat de man en de vrouw in het verleden gehuwd zijn geweest en dat er een alimentatie-overeenkomst was gesloten op 11 september 2003. De man had verzocht om de alimentatie te verlagen naar nihil of naar Euro 566,- per maand. Het hof heeft de draagkracht van de man beoordeeld en vastgesteld dat hij in staat was om een lagere bijdrage te betalen. Het hof heeft de alimentatie voor de periode van 4 februari 2004 tot 1 november 2004 vastgesteld op Euro 93,- per maand en vanaf 1 november 2004 op Euro 887,- per maand.

De beslissing van het hof was gebaseerd op de gewijzigde omstandigheden en de financiële situatie van beide partijen. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd en de alimentatie aangepast aan de nieuwe situatie. De uitspraak benadrukt het belang van het vaststellen van de draagkracht en de behoefte van de alimentatiegerechtigde, evenals de noodzaak om rekening te houden met gewijzigde omstandigheden in alimentatiezaken.

Uitspraak

Beschikking d.d. 13 juli 2005
Rekestnummer 0400287
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
procureur mr P.R. van den Elst,
advocaat mr B. Füncke,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr A.J. Brink.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 23 juni 2004 heeft de rechtbank te Leeuwarden het verzoek van de man tot wijziging van de beschikking van 3 december 2003 van de rechtbank te Leeuwarden afgewezen.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 10 augustus 2004, heeft de man verzocht de beschikking van 23 juni 2004 te vernietigen en opnieuw beslissende te bepalen dat de man niet langer gehouden is enige partneralimentatie aan de vrouw te voldoen, subsidiair dat de man gehouden is een partneralimentatie van Euro 566,- bruto per maand aan de vrouw te voldoen, met ingang van de datum van indiening van het inleidend verzoekschrift, dan wel dat de man een in goede justitie te bepalen bedrag aan partneralimentatie en met ingang van een in goede justitie te bepalen datum aan de vrouw verschuldigd is.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van 1 september 2004 van mr Brink, een fax-bericht van 3 november 2004 met bijlage van mr Brink en een fax-bericht van 5 november 2004 met bijlage van mr Van den Elst.
Ter zitting van 11 november 2004 is de zaak behandeld, ter gelegenheid waarvan de vrouw een verweerschrift heeft ingediend.
De beoordeling
Inleiding
1. Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van 5 februari 2003 heeft de rechtbank te Leeuwarden onder meer de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en de beslissing over een door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud aangehouden. Deze echtscheidingsbeschikking is op 19 februari 2003 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Bij beschikking van 3 december 2003 heeft de rechtbank te Leeuwarden de door de man aan de vrouw te betalen uitkering tot haar levensonderhoud, naar aanleiding van de overeenkomst van partijen daarover, met ingang van 1 juli 2003 bepaald op Euro 1.300,- per maand. De man heeft de rechtbank bij verzoekschrift gedateerd 4 februari 2004, verzocht om deze beschikking te wijzigen en de daarin vastgestelde bijdrage voor de vrouw met ingang van de datum waarop haar inkomen is verhoogd (primair) op nihil te stellen. Dit verzoek is afgewezen bij de beschikking waarvan beroep.
De ingangsdatum van de eventueel gewijzigde alimentatie
2. In zaken waarin wijziging wordt verzocht van een vastgestelde alimentatiebijdrage is het gebruikelijk deze wijziging eerst te doen ingaan op de datum waarop het inleidend verzoekschrift ter griffie van de rechtbank is ingediend. In de onderhavige zaak is dit kennelijk op 4 februari 2004 geschied. Nu er geen omstandigheden zijn gesteld of gebleken die aanleiding geven af te wijken van hetgeen gebruikelijk is, zal het hof een eventuele wijziging van de alimentatie op 4 februari 2004 doen ingaan.
De alimentatie-overeenkomst van 11 september 2003
3. Uit de stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat partijen op 11 september 2003 een alimentatie-overeenkomst hebben gesloten, waarbij de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in haar levensonderhoud (hierna: partneralimentatie) met ingang van 1 juli 2003 is bepaald op Euro 1.300,- per maand. Voorts blijkt uit de stukken, waaronder de brief van mr Brink aan de toenmalige raadsvrouw van de man van 22 augustus 2003 en de draagkrachtberekening van de man van 3 september 2003, dat deze partneralimentatie is gebaseerd op enerzijds de behoefte van de vrouw en anderzijds de draagkracht van de man. Deze overeengekomen partneralimentatie (Euro 1.300,- per maand met ingang van 1 juli 2003) is vervolgens vastgelegd in de beschikking van 3 december 2003 van de rechtbank te Leeuwarden, teneinde de vrouw aldus een executoriale titel te verschaffen.
De grondslag voor wijziging van de alimentatie-overeenkomst
4. Nu bij de vaststelling van de partneralimentatie door partijen is uitgegaan zowel van de behoefte van de vrouw als de draagkracht van de man, voldeed deze partneralimentatie op het moment waarop deze werd overeen gekomen aan de wettelijke maatstaven. Hieraan doet niet af dat partijen niet zelf bekend waren met de stukken waaraan deze gegevens zijn ontleend. Derhalve is thans in de eerste plaats aan de orde de vraag of zich na de beslissing waarvan wijziging wordt verzocht een wijziging in omstandigheden in de zin van art. 1:401 lid 1 BW heeft voorgedaan.
De wijziging van omstandigheden
5. De man stelt dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden sedert de totstandkoming van voormelde alimentatie-overeenkomst van 11 september 2003. De man voert daartoe aan dat hij eind oktober 2003 is gaan samenwonen met zijn nieuwe partner, [nieuwe partner van de man], dat zijn partner en hij op 24 oktober 2003 een woning hebben gekocht waardoor de woonlasten zijn gewijzigd, dat zijn bonus-uitkering in het jaar 2004 is vervallen, dat het inkomen van zijn partner met ingang van 15 januari 2004 is verlaagd en dat inmiddels ook is gebleken dat het inkomen van de vrouw is gewijzigd.
6. De vrouw betwist niet dat deze gewijzigde omstandigheden zich hebben voorgedaan, doch stelt dat met deze gewijzigde omstandigheden reeds rekening is gehouden bij de totstandkoming van de alimentatie-overeenkomst.
7. Nu de man deze stelling van de vrouw gemotiveerd heeft betwist, onder overlegging van stukken met betrekking tot de totstandkoming van de alimentatie-overeenkomst, is het door de vrouw gestelde niet komen vast te staan. Er dient dan ook van uitgegaan te worden dat de door de man genoemde feiten en omstandigheden zich (deels) hebben voorgedaan ná 11 september 2003 dan wel (deels) niet reeds in de alimentatie-overeenkomst van 11 september 2003 zijn verdisconteerd.
8. Het voorgaande brengt mee dat er sprake is van een rechtens relevante wijziging van omstandigheden sedert de totstandkoming van de alimentatie-overeenkomst van 11 september 2003, die een hernieuwde beoordeling van de draagkracht van de man en de behoefte van de vrouw rechtvaardigt.
De geschilpunten
9. De geschilpunten tussen partijen betreffen:
- de draagkracht van de man op de volgende punten:
* het inkomen van de partner van de man;
* de ziektekosten van de man;
* de woonlasten van de man;
- de behoefte van de vrouw aan een bijdrage van de man.
Het inkomen van de partner van de man
10. Uit de stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de man sedert eind oktober 2003 samenwoont met zijn nieuwe partner, [nieuwe partner van de man], die tot 15 januari 2004 werkzaam was in een kapsalon in [vestigingsplaats werkgever] en die na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst bij deze kapsalon enige tijd een WW-uitkering heeft genoten van Euro 427,60 netto per vier weken, exclusief vakantietoeslag. Voorts is gebleken dat de partner sedert 1 november 2004 weer werkzaam is in een kapsalon in [vestigingsplaats nieuwe werkgever] en vanaf dat moment weer volledig in haar eigen levensonderhoud kan voorzien.
11. De man heeft de stellingen van de vrouw dat zijn partner ook vóór 1 november 2004 (meer) inkomsten uit vermogen en/of uit arbeid zou hebben kunnen genieten gemotiveerd weersproken, zodat de juistheid van deze stellingen niet vaststaat. Het hof zal dan ook aan deze stellingen voorbij gaan. Derhalve zal er bij de beoordeling van de draagkracht van de man rekening mee worden gehouden dat de man tot 1 november 2004 samenwoont met een partner die niet volledig in haar eigen levensonderhoud kan voorzien.
12. Gelet op het vorenstaande zal het hof bij de beoordeling van de draagkracht van de man tot 1 november 2004 de alimentatievrije voet naar de norm van een gezin toepassen. Voorts zullen de hierna te noemen woonlasten volledig in aanmerking worden genomen. Ook zal in deze periode de WW-uitkering van de partner als extra netto inkomsten in de draagkrachtberekening worden betrokken. Met ingang van 1 november 2004 zal het hof de alimentatievrije voet naar de norm van een alleenstaande toepassen en zal de helft van na te noemen woonlasten in aanmerking worden genomen. Voorts zullen met ingang van 1 november 2004 de inkomsten van de partner van de man geheel buiten beschouwing worden gelaten.
De woonlasten van de man
13. Partijen zijn verdeeld over de woonlasten van de man en met name over de daarop toe te passen hoogte van de correctie.
14. Uit de stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de man en zijn partner op 24 oktober 2003 de woning aan de [adres] te [woonplaats] "casco" hebben gekocht voor een bedrag van Euro 291.000,- en dat zij ter financiering van deze woning een hypothecaire geldlening zijn aangegaan bij Nationale Nederlanden van Euro 320.000,-. Voorts is gebleken dat de rente terzake van deze hypothecaire lening afgerond Euro 13.690,- per jaar c.q. Euro 1.141,- per maand bedraagt en dat aan deze hypothecaire lening een levensverzekering is verbonden, waarvoor een premie van Euro 381,70 per maand moet worden voldaan. Ook staat vast dat de WOZ-waarde van deze woning Euro 258.000,- is, zodat het eigenwoningforfait Euro 2.193,- per jaar bedraagt.
15. Ingevolge de geldende richtlijnen dient naar het oordeel van het hof als redelijke netto woonlast te worden aangehouden een percentage van 30% van het berekende besteedbaar maandinkomen van de onderhoudsplichtige zonder rekening te houden met de hypotheeklast en het daarbij behorende eigenwoningforfait.
16. Met inachtneming van de hierna in rechtsoverweging 28 opgenomen draagkrachtberekening bedraagt het besteedbaar inkomen van de man in de periode van 4 februari 2004 tot 1 november 2004 dan:
- Inkomsten uit arbeid man na inhoudingen: Euro 58.200
- Netto inkomsten partner (WW): Euro 5.837+
- Totaal inkomsten: Euro 64.037
- Inkomstenbelasting: Euro 23.578
- Heffingskorting (alg+arb): Euro 3.038-
- Inkomstenheffing: Euro 20.540-
- Besteedbaar inkomen per jaar: Euro 43.497
- Besteedbaar inkomen per maand: Euro 3.625
17. De woonlasten van de man bedragen in de periode van 4 februari 2004 tot 1 november 2004 in totaal Euro 1.153,- netto per maand, namelijk Euro 676,- aan netto hypotheekrente (zijnde de opgevoerde hypotheekrente ad Euro 1.141,- per maand verminderd met het fiscaal voordeel van Euro 465,- per maand) vermeerderd met Euro 382,- per maand aan premie levensverzekering en Euro 95,- per maand aan woonlastenforfait.
18. Gelet op het hiervoor berekende besteedbaar inkomen van de man en zijn partner ten bedrage van Euro 3.625,- per maand, zijn de netto woonlasten van Euro 1.153,- per maand in de periode van 4 februari 2004 tot 1 november 2004 onredelijk hoog. Deze woonlasten bedragen immers meer dan 30% van het hiervoor berekende besteedbaar inkomen. Het hof acht dit onredelijk jegens de vrouw, nu de man de verplichtingen inzake deze woonlasten is aangegaan ná het totstandkomen van voormelde alimentatie-overeenkomst, derhalve op een moment waarop hij reeds rekening kon en daarom moest houden met de belangen van de vrouw.
19. Gelet op het voorgaande zal het hof de woonlasten corrigeren tot de door het hof redelijk geachte woonlast van 30% van het hiervoor berekende besteedbaar inkomen van Euro 3.625,- per maand, derhalve tot een bedrag van Euro 1.087,50 per maand. Het hof zal dan ook bij de beoordeling van de draagkracht van de man in de periode van 4 februari 2004 tot 1 november 2004 een korting "onredelijke woonlast" van (Euro 1.153,- minus Euro 1.087,50) afgerond Euro 66,- per maand in aanmerking nemen.
20. De hiervoor beschreven situatie doet zich niet meer voor met ingang van 1 november 2004. Vanaf dat moment worden de woonlasten, zoals hiervoor is overwogen, immers voor de helft toegerekend aan de partner van de man. Het hof zal voornoemde correctie dan ook slechts toepassen tot 1 november 2004.
21. Het hof ziet geen aanleiding om de woonlasten van de man verder te corrigeren. In aanmerking genomen dat de man en zijn partner de woning "casco" hebben gekocht, dat wil zeggen zonder keuken en badkamer, komt het het hof voor dat de hypotheeklening in redelijke verhouding tot de koopsom staat.
22. De stelling van de vrouw dat de man het bedrag dat hij uit de boedelscheiding heeft ontvangen in mindering had kunnen brengen op de woonlasten, doet aan het hiervoor overwogene niet af. Uit de stukken en de behandeling ter zitting is immers gebleken dat de man dit bedrag heeft besteed aan de aflossing van huwelijkse schulden.
De ziektekosten
23. Partijen verschillen van mening over de in de draagkrachtberekening te betrekken ziektekosten van de man.
24. Voor wat betreft de ziektekosten van de man zal worden uitgegaan van de salarisspecificatie van de werkgever van de man van 31 mei 2004 over periode 5 van het jaar 2004. Op deze specificatie staat achter "bijdrage zkv" een bedrag van Euro 74,- vermeld en achter "inhouding zkv" een bedrag van Euro 148,- per maand.
25. Er van uitgaande dat het bedrag van Euro 74,- per maand aan bijdrage zkv is aan te merken als een tegemoetkoming van de werkgever in de kosten van een ziektekostenverzekering en in zoverre alleen fiscaal van belang is, zal deze bijdrage, zoals te doen gebruikelijk, wel bij de berekening van het netto besteedbaar inkomen van de man (het zogeheten brutotraject) worden meegenomen maar niet als last bij de berekening van het draagkrachtloos inkomen van de man (het zogeheten netto-traject).
26. Het bedrag van Euro 148,- per maand aan inhouding, waarvan het hof aanneemt dat dit betrekking heeft op de door de man zelf betaalde premie ziektekosten-verzekering, zal daarentegen, zoals te doen gebruikelijk, wel in het netto-traject als last worden meegenomen. Hiervan zal, zoals eveneens te doen gebruikelijk, een bedrag ter hoogte van de nominale premie (Euro 18,- per maand) worden afgetrokken, nu dit bedrag reeds is verdisconteerd in de alimentatievrije voet.
27. Voorts zal, gelet op hetgeen hiervoor in het kader van het inkomen van de partner van de man is overwogen, tot 1 november 2004 het niet weersproken bedrag van Euro 32,- per maand aan ziektekosten van de partner van de man worden meegenomen, met dien verstande dat ook hierop een bedrag ter hoogte van de nominale premie (ad Euro 18,- per maand) in mindering wordt gebracht.
De draagkracht van de man
28. Gelet op het vorenstaande en voorts uitgaande van de overige niet betwiste gegevens, waaronder die in de beschikking waarvan beroep en die in de draagkrachtberekening van de man van 4 november 2004, wordt de draagkracht van de man berekend als volgt. Hierbij zal voor wat betreft het inkomen van de man worden uitgegaan van voormelde salarisspecificatie van 31 mei 2004, derhalve van Euro 4.550,- bruto per maand, exclusief vakantietoeslag.
* met ingang van 4 februari 2004 tot 1 november 2004:
Berekening inkomstenbelasting:
Bruto arbeidsinkomen per jaar: Euro 54.600
Vakantietoeslag (8%): Euro 4.368+
Loon voor premies werknemersverzekeringen: Euro 58.968
Totaal werknemersverzekeringen (premie WW): Euro 1.656-
Bijdrage werkgever zkv: Euro 888+
Inkomsten uit arbeid na inhoudingen: Euro 58.200
Rente en kosten hypotheek: Euro 13.692
Eigen woningforfait: Euro 2.193-
Belastbare inkomsten eigen woning: Euro 11.499-
Belastbaar inkomen uit werk en woning: Euro 46.701
- Euro 5.432,- schijf 33,4%
- Euro 5.357,- schijf 40,35%
- Euro 7.206,- schijf ? 42%
Inkomensheffing box 1: Euro 17.995
Heffingskorting (alg+arb): Euro 3.038-
Totaal inkomstenbelasting: Euro 14.957
Berekening besteedbaar inkomen:
Inkomsten uit arbeid man na inhoudingen: Euro 58.200
Netto inkomsten partner: Euro 5.837+
Totaal inkomsten: Euro 64.037
Totaal inkomstenbelasting: Euro 14.957-
Besteedbaar inkomen per jaar: Euro 49.080
Besteedbaar inkomen per maand: Euro 4.090
Berekening draagkrachtruimte:
Alimentatievrije voet gezin 2004-2: Euro 960
Hypotheekrente: Euro 1.141
Premie leven: Euro 382+
Woonlastenforfait: Euro 95+
Korting onredelijke woonlast: Euro 66-
Totaal woonlasten: Euro 1.552+
Inhouding zkv: Euro 148
Premie zkv partner: Euro 32+
Nominale premie (2x18): Euro 36-
Totaal ziektekosten: Euro 144+
Kosten omgangsregeling: Euro 65+
Draagkrachtloos inkomen: Euro 2.721-
Draagkrachtruimte: Euro 1.369
Van de draagkrachtruimte is 45%, derhalve afgerond Euro 616,- per maand beschikbaar voor alimentatie. De man dient Euro 240,- per kind per maand voor de drie minderjarige kinderen van partijen te voldoen. Gelet op het fiscaal voordeel dat de man over de bijdragen ten behoeve van de kinderen en de vrouw kan genieten, kan de man met ingang van 4 februari 2004 tot 1 november 2004 ten behoeve van de vrouw maandelijks Euro 93,- per maand voldoen.
* met ingang van 1 november 2004:
Berekening inkomstenbelasting:
Bruto arbeidsinkomen per jaar: euro 54.600
Vakantietoeslag (8%): Euro 4.368+
Loon voor premies werknemersverzekeringen: Euro 58.968
Totaal werknemersverzekeringen (premie WW): Euro 1.656-
Bijdrage werkgever zkv: Euro 888+
Inkomsten uit arbeid na inhoudingen: Euro 58.200
Rente en kosten hypotheek: euro 6.840
Eigenwoningforfait: Euro 1.097-
Belastbare inkomsten eigen woning: Euro 5.743-
Belastbaar inkomen uit werk en woning: Euro 52.457
- Euro 5.432,- schijf 33,4%
- Euro 5.357,- schijf 40,35%
- Euro 8.865,- schijf ? 42%
- Euro 938,- schijf 52%
Inkomensheffing box 1: Euro 20.592
Heffingskorting (alg+arb): Euro 3.038-
Totaal inkomstenbelasting: Euro 17.554
Berekening besteedbaar inkomen:
Inkomsten uit arbeid man na inhoudingen: Euro 58.200
Totaal inkomsten: Euro 58.200
Totaal inkomstenbelasting: Euro 17.554-
Besteedbaar inkomen per jaar: euro 40.646
Besteedbaar inkomen per maand: euro 3.387
Berekening draagkrachtruimte:
Alimentatievrije voet alleenstaande 2004-2: euro 614
Hypotheekrente: euro 571
Premie leven: Euro 191+
Woonlastenforfait: Euro 48+
Totaal woonlasten: Euro 810+
Inhouding zkv: Euro 148
Nominale premie: Euro 18-
Totaal ziektekosten: Euro 130+
Kosten omgangsregeling: Euro 65+
Draagkrachtloos inkomen: Euro 1.619-
Draagkrachtruimte: Euro 1.768
Van de draagkrachtruimte is 60%, derhalve afgerond Euro 1.061,- per maand beschikbaar voor alimentatie. De man dient euro 240,- per kind per maand voor de drie minderjarige kinderen van partijen te voldoen. Gelet op het fiscaal voordeel dat de man over de bijdragen ten behoeve van de kinderen en de vrouw kan genieten, kan de man met ingang van 1 november 2004 ten behoeve van de vrouw maandelijks Euro 887,- per maand voldoen.
De behoefte van de vrouw aan een bijdrage van de man
29. Tussen partijen is in geschil in hoeverre de vrouw behoefte heeft aan een bijdrage van de man.
30. Zoals hiervoor in het kader van de alimentatie-overeenkomst van partijen van 11 september 2003 is overwogen, blijkt uit de stukken, waaronder de brief van mr Brink van 22 augustus 2003, dat deze overeenkomst onder andere is gebaseerd op de behoefte van de vrouw aan een bijdrage van de man. Volgens deze brief van mr Brink heeft de vrouw ten minste Euro 1.300,- per maand nodig om rond te komen. Gelet op de door de toenmalige raadsvrouw van de man opgestelde berekening van de draagkracht van de man van 3 september 2003, welke berekening ten grondslag heeft gelegen aan de alimentatie-overeenkomst van 11 september 2003, moet voormelde passage uit deze brief van mr Brink kennelijk aldus worden verstaan dat de vrouw - naast haar eigen inkomsten van bruto euro 15.251,- per jaar, oftewel Euro 1.271,- bruto per maand, zoals vermeld in de bij voormelde draagkrachtberekening van 3 september 2003 behorende jusvergelijking (tenminste) nog behoefte heeft aan een bijdrage van de man ad bruto euro 1.300,- per maand. De totale behoefte van de vrouw kan derhalve worden gesteld op tenminste bruto euro 2.571,- per maand.
31. Uit de stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de vrouw deels zelf in deze behoefte voorziet door haar werkzaamheden bij [werkgever van de vrouw], alwaar zij sedert september 2003 een salaris van Euro 1.311,73 bruto per maand verdient. Dit komt, rekening houdend met 8% vakantietoeslag, neer op Euro 1.417,- bruto per maand. Partijen zijn het er over eens dat, vanwege de zorg voor de kinderen van partijen, niet in redelijkheid van de vrouw kan worden verwacht dat zij thans haar werkzaamheden uitbreidt om meer inkomsten te verwerven.
32. Uit het vorenstaande volgt dan de vrouw nog behoefte heeft aan een bijdrage van de man van (tenminste) bruto Euro 1.154,- per maand (Euro 2.571,- minus Euro 1.417,-).
33. Zoals hiervoor is berekend, is de man in staat om in de periode van 4 februari 2004 tot 1 november 2004 Euro 93,- per maand en vanaf 1 november 2004 Euro 887,- per maand bij te dragen in de kosten van levensonderhoud van de vrouw. Nu deze bijdragen de hiervoor berekende behoefte van de vrouw aan een bijdrage van de man niet te boven gaan, zal het hof de eerder overeengekomen c.q. vastgestelde bijdrage voor de vrouw wijzigen in die zin dat deze bijdrage met ingang van 4 februari 2004 tot 1 november 2004 Euro 93,- per maand en vanaf 1 november 2004
Euro 887,- per maand bedraagt.
Slotsom
34. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden vernietigd. Er zal opnieuw worden beslist als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
en opnieuw beslissende:
wijzigt de beschikking van de rechtbank te Leeuwarden van 3 december 2003 en bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw met ingang van 4 februari 2004 tot 1 november 2004 op Euro 93,- per maand en vanaf 1 november 2004 op Euro 887,- per maand;
bepaalt dat deze bijdragen, voor zover de termijnen niet zijn verstreken, telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw dienen te worden voldaan;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Aldus gegeven door mrs Wachter, voorzitter, Melssen en Laagland, raden, en uitgesproken door mr Mollema, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Haites-Verbeek als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 13 juli 2005.