ECLI:NL:GHLEE:2005:AT9781
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Belastingrechtelijke geschil over persoonsgebonden aftrek en negatieve resultaten uit overige werkzaamheden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 22 juli 2005, staat de vraag centraal of de inspecteur het negatieve resultaat uit overige werkzaamheden van de belanghebbende terecht niet in aanmerking heeft genomen en of de belanghebbende recht heeft op persoonsgebonden aftrek voor bepaalde betalingen aan zijn ex-echtgenote en een advocaat-scheidingsbemiddelaar. De belanghebbende, werkzaam als beveiligingsmedewerker en artiest, had in zijn aangifte voor het jaar 2001 een negatief resultaat uit overige werkzaamheden van € 3.177,-- aangegeven. De inspecteur handhaafde de aanslag en nam dit negatieve resultaat niet in aanmerking, omdat hij van mening was dat de werkzaamheden als artiest geen bron van inkomen meer vormden. De belanghebbende voerde aan dat hij recht had op aftrek van de door hem betaalde bedragen voor de inrichting van de woning van zijn ex-echtgenote, de advocaat-scheidingsbemiddelaar en alimentatie.
Het Gerechtshof oordeelde dat de belanghebbende, gezien zijn beperkte aantal optredens en de aard van zijn werkzaamheden, redelijkerwijs geen positieve geldelijke voordelen kon verwachten uit zijn activiteiten als artiest. Het hof verwierp ook het beroep op het vertrouwensbeginsel, omdat de belanghebbende geen bewijs had geleverd dat hij op basis van informatie van de belastingdienst had gehandeld.
Met betrekking tot de persoonsgebonden aftrek oordeelde het hof dat de betalingen aan de ex-echtgenote en de advocaat niet kwalificeerden als onderhoudsverplichtingen volgens de Wet inkomstenbelasting 2001. De belanghebbende had niet aangetoond dat hij recht had op de gevraagde aftrekken. Het hof concludeerde dat de inspecteur de aanslag terecht had gehandhaafd en verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond.