1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Bij beschikking van 2 augustus 2002 heeft de inspecteur aan de belanghebbende over het tijdvak 1 oktober 2001 tot en met 31 december 2001 teruggaaf van omzetbelasting verleend tot een bedrag van ƒ 3.140,-- (€ 1.425,--).
1.2. Met dagtekening 27 augustus 2002 heeft de inspecteur aan de belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2000 tot en met 30 september 2001 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd ten bedrage van ƒ 3.140,-- (€ 1.424,--).
1.3. Op het door de belanghebbende ingediende bezwaar tegen de onder punt 1.1 bedoelde beschikking heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak van 14 maart 2003 de verleende teruggaaf vermeerderd tot een teruggaaf van omzetbelasting ten bedrage van ƒ 3.753,--
(€ 1.703,--).
1.4. De inspecteur is bij de bestreden uitspraak van 14 maart 2003 op het bezwaar van de belanghebbende tegen de onder punt 1.2 bedoelde naheffingsaanslag niet aan belanghebbendes bezwaar tegemoet gekomen.
1.5. De belanghebbende is tegen de onder de punten 1.3 en 1.4 bedoelde uitspraken in beroep gekomen bij een (pro forma) beroepschrift, dat op 19 maart 2003 bij het gerechtshof is ingekomen. Bij brief (met bijlagen), ingekomen bij het gerechtshof op 29 april 2003 heeft de belanghebbende zijn beroepschrift voorzien van de gronden van het beroep.
1.6. Van de inspecteur heeft het gerechtshof op 4 augustus 2003 een verweerschrift (met bijlagen) ontvangen.
1.7. Op 8 en 11 augustus 2003 zijn van de belanghebbende brieven bij het gerechtshof ingekomen.
1.8. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van het gerechtshof op 7 mei 2004, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren de belanghebbende alsmede namens de inspecteur drs. A. Ter zitting zijn gezamenlijk met de onderhavige zaak behandeld belanghebbendes zaken met de kenmerken BK 298/03, BK 299/03, BK 300/03, BK 301/03, BK 302/03, BK 437/03 en BK 438/03 alsmede de zaken van belanghebbendes echtgenote met de kenmerken BK 593/03 en BK 760/03.
1.9. Ter voormelde zitting heeft de belanghebbende zonder bezwaar van de zijde van de inspecteur een afschrift van een brief d.d. 16 februari 2004 van de inspecteur betreffende het bezwaarschrift tegen de aanslag IB/PV 2001 overgelegd.
1.10. De voorzitter heeft het onderzoek ter voormelde zitting geschorst teneinde partijen schriftelijk te verzoeken gegevens te verstrekken naar aanleiding van de op de zitting naar voren gekomen vragen alsmede eventueel na de zitting bij het hof opgekomen vragen.
1.11. Op 11 mei 2004 en op 17 mei 2004 zijn bij het gerechtshof brieven (met bijlagen) van de belanghebbende ingekomen. Bij deze brieven heeft de belanghebbende onder meer het gerechtshof verzocht om meer dan zestig getuigen te horen.
1.12. Bij brieven (met bijlagen) van 18 mei 2004 heeft het gerechtshof partijen verzocht de in een bijlage bij die brieven gevraagde gegevens te verstrekken. In de aan de belanghebbende gerichte brief heeft het gerechtshof de belanghebbende erop gewezen dat hij zijn verzoek tot het horen van getuigen dient te specificeren.
1.13. Van de belanghebbende is vervolgens op 4 juni 2004 een brief (met bijlagen) ingekomen. Bij deze brief heeft hij zijn verzoek tot het horen van getuigen beperkt tot het horen van een zevental getuigen. Tevens heeft de belanghebbende op 9 juni 2004 een brief (met bijlagen) bij het gerechtshof ingediend.
1.14. Op 24 juni 2004 is van de inspecteur een schriftelijke reactie (met bijlagen) bij het gerechtshof ingekomen.
1.15. Op 6 juli 2004 heeft het gerechtshof van de belanghebbende een brief (met bijlagen) ontvangen. Verder heeft het gerechtshof op 20 september 2004 een brief, op 28 september 2004 een brief met bijlage en op 1 oktober 2004 een brief van de belanghebbende ontvangen.
1.16. Op 21 april 2005 heeft de belanghebbende naar aanleiding van de uitnodiging voor de op 26 mei 2005 te houden zitting bij gerechtshof een brief ingediend, waarin hij onder meer aangeeft op die dag niet ter zitting aanwezig te kunnen zijn. Het gerechtshof heeft vervolgens deze zitting verplaatst naar 2 juni 2005.
1.17. Ter zitting van 2 juni 2005, gehouden te Leeuwarden heeft een getuigenverhoor alsmede een nadere mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Ter zitting zijn wederom gezamenlijk met de onderhavige zaak behandeld de onder punt 1.8 genoemde zaken van de belanghebbende en zijn echtgenote. Ter zitting zijn verschenen de belanghebbende, bijgestaan door de heer B alsmede namens de inspecteur drs. A en mr. C. Verder zijn verschenen en gehoord de door het gerechtshof opgeroepen getuigen de heren D, E, F en G. De verklaringen van de getuigen zijn ter zitting op schrift gesteld en aan de getuigen voorgelezen. De getuigen hebben de verklaringen ter zitting ondertekend. De voorzitter heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
1.18. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.