15. Uit de stukken, waaronder het rapport van de raad van 18 augustus 2004 en de rapportage van de gezinsvoogdij-instelling, en de behandeling ter zitting is het navolgende gebleken.
De moeder is op achttienjarige leeftijd uit huis gegaan en in de raamprostitutie en drugswereld beland. De moeder heeft strafbare feiten gepleegd waarvoor zij gedetineerd heeft gezeten/zit. De moeder is al jaren verslaafd aan onder meer cocaïne en heroïne en heeft diverse malen gepoogd af te kicken, maar zij vervalt steeds weer in haar oude gewoonte. De moeder is door het AZG aangemeld bij het AMK, omdat zij drugs gebruikte tijdens de zwangerschap en zich onttrok aan regelmatige begeleiding. Diverse hulpverleners maakten zich zorgen over de situatie. De moeder is tijdens haar zwangerschap met een rechterlijke machtiging opgenomen op een gesloten psychiatrische afdeling van het AZG. Daar is zij gebleven tot aan de bevalling.
Door druggebruik van de moeder tijdens de zwangerschap is [de minderjarige] verslaafd ter wereld gekomen. Zij verblijft met toestemming van de moeder vanaf haar geboorte bij de grootouders moederszijde, omdat de moeder niet in staat is haar te verzorgen en op te voeden vanwege onder meer het feit dat zij geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, zij grote schulden heeft, nog een aantal detenties dient te ondergaan en zij onvoldoende inzicht heeft in wat een kind in de verschillende levensfasen nodig heeft.
[de minderjarige] is een zeer kwetsbaar kind vanwege haar verslaving bij de geboorte. Haar ontwikkeling is door deze verslaving bedreigd. [de minderjarige] is vanwege haar nog zeer jonge leeftijd en het feit dat zij verslaafd is geboren volledig afhankelijk van de zorg van de volwassenen om haar heen. [de minderjarige] heeft medicatie gebruikt om af te kicken, welke inmiddels is afgebouwd.
De grootvader moederszijde heeft een betaalde baan in Groningen. Hij heeft een aanzienlijk strafblad en is in het verleden gedetineerd geweest. De laatste jaren is hij niet meer in aanraking geweest met politie en justitie. De grootmoeder moederszijde heeft geen betaalde baan buitenshuis. De zeventienjarige zoon van de grootouders woont bij hen in huis. Ook deze zoon is met politie en justitie in aanraking geweest in verband met strafbare feiten. De grootouders lijken zich niet verantwoordelijk te voelen voor het feit dat hun zoon en dochter strafbare feiten hebben gepleegd. Zij staan niet open voor dit gespreksonderwerp.
De grootouders hebben [de minderjarige] goed verzorgd en haar geholpen bij het afkicken van haar verslaving. [de minderjarige] ontwikkelt zich goed, zowel op cognitief als op sociaal-emotioneel vlak. Zij eet en drinkt goed en slaapt de hele nacht door. De raad heeft de grootouders meegedeeld dat zij niet als definitief pleeggezin voor [de minderjarige] kunnen fungeren, nu de raad tot twee keer toe geen verklaring van geen bezwaar af heeft willen geven vanwege het strafrechtelijk verleden van de grootvader. De raad heeft daarbij aangegeven dat bescherming van [de minderjarige] dient plaats te vinden in een residentiële setting, een zogenaamd Projectgezin van de gezinsvoogdij-instelling. De gezinsvoogdij-instelling heeft zich naar aanleiding van het gegeven dat de raad geen verklaring van geen bezwaar afgeeft, gericht op plaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, zijnde een officieel pleeggezin.
De moeder heeft zich gedurende de procedure in eerste aanleg en hoger beroep wisselend uitgelaten over de door haar gewenste verblijfplaats voor [de minderjarige]. Zo wenste de moeder aanvankelijk plaatsing van [de minderjarige] bij de grootouders moederszijde, vervolgens bij de grootmoeder vaderszijde en daarna wederom bij de grootouders moederszijde of anders in een ander pleeggezin. De verhouding tussen de moeder en de grootouders moederszijde is wisselend. Ook heeft de moeder te kennen gegeven ooit zelf de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] op zich te willen nemen.
De grootouders hebben aangegeven bang te zijn voor de vader en willen niet dat hij bij hen in huis komt.
Gebleken is dat meerdere personen zich bereid hebben verklaard [de minderjarige] te verzorgen en op te voeden.
Naar aanleiding van de beschikking waarvan beroep is [de minderjarige] op 15 februari 2005 geplaatst in een officieel pleeggezin. Het gaat goed met [de minderjarige] in het pleeggezin.
De moeder is gedetineerd en wordt - naar eigen zeggen - vermoedelijk op 14 juli 2005 in vrijheid gesteld en zal daarna naar het IMC gaan om af te kicken.
De vader was - naar eigen zeggen - tot 13 mei 2005 gedetineerd. De grootouders hebben sinds [de minderjarige] in het pleeggezin verblijft eens per zes weken omgang met haar. Ook de moeder heeft eens per zes weken omgang met [de minderjarige]. De grootouders brengen [de minderjarige] dan naar de moeder in de gevangenis. De grootouders zien [de minderjarige] aldus eens per drie weken.
De vader heeft geen contact met [de minderjarige]. Hij wil wel een omgangsregeling met [de minderjarige], doch dit wordt hem onthouden door de gezinsvoogdij-instelling.
Hoewel de vader [de minderjarige] heeft erkend, betwijfelt de moeder dat hij de biologische vader van [de minderjarige] is. De vader stelt voor zichzelf te weten dat hij de vader is.