Parketnummer: 24-002020-04
Arrest van 24 mei 2005 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Groningen van 25 november 2004 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1970] te [geboorteplaats],
zonder bekende woonplaats hier te lande,
thans verblijvende in PI Noord, gevangenis De Marwei te Leeuwarden,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. W.Chr. de Roos, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank te Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, heeft aan de verdachte een maatregel opgelegd, heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Het hof neemt uit het vonnis over de daar vermelde inhoud van de inleidende dagvaarding.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van het voorarrest. De advocaat-generaal vorderde voorts algehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en ten slotte toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk aan verdachte opgelegde gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Bewezenverklaring
hij op 7 juli 2004 in de gemeente Groningen tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning aan de [adres] heeft weggenomen sieraden (waaronder ringen en kettingen), toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen voormelde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte en een van zijn mededaders in de avond, en voorzien van een pruik en/of schmink, bij de woning van die [slachtoffer 1] hebben aangebeld en die [slachtoffer 1], direct na het openen van de voordeur, met een chemische substantie in de ogen, althans in het gezicht hebben gespoten en vervolgens een klap en een duw hebben gegeven tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] met zijn hoofd tegen de muur is gevallen en
- die [slachtoffer 1] stevig vast hebben gepakt en
- de handen van die [slachtoffer 1] met tape vast hebben gemaakt en
- die [slachtoffer 1] hebben gedwongen de in de woning aanwezige kluis te openen en
- aldus voor die [slachtoffer 1] een zeer stressvolle en bedreigende situatie hebben doen ontstaan, welk feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heter daad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft;
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit feit is begaan. Het hof heeft voorts gelet op de persoon van verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder acht geslagen op het volgende.
De verdachte heeft samen met zijn mededaders een plan beraamd om het zestigjarige slachtoffer [slachtoffer 1], van wie in ieder geval bij zijn mededaders bekend was dat hij met hartproblemen kampte, in zijn huis te beroven. Men ging er bij het plannen van dit misdrijf vanuit dat het slachtoffer geen aangifte zou doen, omdat men wist dat het slachtoffer in zijn woning een wietplantage onderhield. Verdachte, die stelt dat de plannen al rond waren op het moment waarop hij als mededader in beeld kwam, is enkele dagen voor het onderhavige delict al een keer met zijn mededaders op weg gegaan om hun plan uit te voeren. Omdat men bij die gelegenheid ging twijfelen over het juiste adres van het slachtoffer is toen besloten om de overval niet door te laten gaan. Zodoende heeft verdachte, door zich als mededader beschikbaar te houden, aan de voorbereidingen aan het onderhavige feit en substantiële bijdrage geleverd.
Verdachte is vervolgens met een van zijn mededaders, direct nadat het slachtoffer de deur van zijn woning op het aanbellen van verdachte en zijn mededader had geopend, op gewelddadige wijze die woning binnen gegaan. Daarbij werd het slachtoffer door zijn belagers met een traanverwekkende stof bespoten, geslagen, geduwd en vastgepakt. Vervolgens werden de handen van het slachtoffer, die door een val tegen een muur een bloedende hoofdwond had opgelopen, door zijn belagers aan elkaar getapet. Tenslotte dwongen verdachte en zijn mededader het slachtoffer de zich in zijn woning bevindende kluis te openen.
Op enig moment is de spanning tijdens deze evident stressvolle gebeurtenis voor het slachtoffer teveel geworden. Hij werd onwel en zakte in een stoel onderuit. Verdachtes mededader stelt toen nog even naar medicijnen te hebben gezocht, maar na korte tijd gaf het slachtoffer geen teken van leven meer. Verdachte en zijn mededader hebben hierna de woning van het slachtoffer verlaten, het slachtoffer met aan elkaar getapete handen achterlatend. Verdachtes mededaders hebben verklaard, nog wel te hebben gedacht aan de mogelijkheid van het bellen van een ambulance, maar dit hebben ze uiteindelijk toch nagelaten.
Naast de omstandigheid dat het plegen van een overval als hiervoor omschreven een zeer ernstig delict is, rekent het hof het de verdachte zwaar aan dat hij het slachtoffer in vorenomschreven toestand heeft achtergelaten zonder op enigerlei wijze een hulpdienst in te schakelen. Verdachte heeft aangetoond geen respect te hebben voor het menselijk leven.
De onverwachte en gewelddadige dood van het slachtoffer laat diepe sporen na in het leven van de nabestaanden en andere mensen in de nabijheid van het slachtoffer. Door het handelen van verdachte is de samenleving ernstig geschokt. Dit handelen draagt er bovendien toe bij dat de reeds bestaande gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving worden versterkt.
Blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister van de Justitiële Documentatiedienst van 4 maart 2005 is verdachte eerder veroordeeld ter zake van misdrijven, waaronder verschillende keren wegens diefstal met geweld alsmede wegens een poging tot doodslag. Van deze laatstgenoemde veroordeling liep verdachte ten tijde van het onderhavige delict nog in een proeftijd en het onvoorwaardelijke deel van de bij die gelegenheid opgelegde straf had verdachte medio april 2004 uitgezeten.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Motivering van de beslissing ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
In eerste aanleg werd de vordering van de familie [van slachtoffer 1], vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger], in haar geheel toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van de gehele vordering in hoger beroep voort.
Tegenover de met bewijsstukken gestaafde vordering van de benadeelde partij is van de zijde van verdachte slechts aangevoerd, dat nu verdachte het ten laste gelegde feit ontkent, er voor verdachte geen reden is de vordering van de benadeelde partij te betalen.
Aldus is de vordering niet voldoende weersproken. De vordering kan naar het oordeel van het hof worden toegewezen in voege als na te melden, met veroordeling van verdachte als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de benadeelde partij.
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf.
Bij vonnis d.d. 2 december 2003 van de rechtbank te Groningen is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Voormeld vonnis is onherroepelijk geworden op 17 december 2003, nu hiertegen geen rechtsmiddel is aangewend.
De proeftijd is ingegaan op 17 december 2003.
Bij vordering d.d. 8 oktober 2004 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de straf, verdachte voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis, onder andere omdat verdachte zich voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan het hiervoor bewezenverklaarde feit.
Het hiervoor bewezenverklaarde feit is begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd. Het hof zal op grond daarvan de tenuitvoerlegging gelasten van de gevangenisstraf voor de duur van zes maanden de verdachte voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis d.d. 2 december 2003.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 36f, 47, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
gelast de teruggave aan verdachte van het paspoort van [verdachte];
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, de familie [van slachtoffer 1], vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger], [adres], tot een bedrag van vijfduizend achthonderddrieënvijftig euro en drieëntachtig cent;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van vijfduizend achthonderddrieënvijftig euro en drieëntachtig cent ten behoeve van de familie [van slachtoffer 1], vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger], [adres];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van honderdzeventien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de meervoudige kamer te Groningen van 2 december 2003 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Dit arrest is aldus gewezen door mrs. Van der Meer, voorzitter, prof. mr. Aardema en
mr. Zwinkels, in tegenwoordigheid van mr. Meester als griffier, zijnde mr. Zwinkels voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.