ECLI:NL:GHLEE:2005:AU3020

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
21 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/00126 en 05/00127
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Lamers
  • A. Spliet
  • J. Rutten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in informatieverplichting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 21 april 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellanten. De rechtbank Maastricht had eerder op 26 januari 2005 de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd, omdat de appellanten niet voldaan hadden aan hun informatieverplichtingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 april 2005 zijn de appellanten, bijgestaan door hun advocaat mr. J.J.H.S. Thomassen, en de bewindvoerder mw. mr. I.E.H.E. Gerards gehoord. Het hof heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder het proces-verbaal van de behandeling in eerste aanleg en de schriftelijke aantekeningen van de advocaat.

De appellanten voerden aan dat de bewindvoerder haar werkzaamheden niet zorgvuldig had uitgevoerd en dat zij niet naar behoren waren geïnformeerd over de bedrijfsauto's. Het hof oordeelde echter dat de bewindvoerder niet voldoende was geïnformeerd door de appellanten, en dat de appellanten hun informatieverplichting niet naar behoren waren nagekomen. Het hof stelde vast dat de appellanten niet in staat waren om de benodigde processtukken te overleggen, en dat zij goederen hadden onttrokken aan de ouderlijke woning, wat de waarde van de woning had verminderd.

Op basis van deze overwegingen heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de schuldsaneringsregeling van de appellanten werd beëindigd. Het hof benadrukte dat de appellanten verantwoordelijk waren voor het verstrekken van de juiste informatie aan de bewindvoerder, en dat hun beroep op geheimhouding niet opging in deze situatie. De uitspraak van het hof bevestigt de noodzaak voor schuldenaren om transparant te zijn in hun communicatie met de bewindvoerder.

Uitspraak

RvZ
21 april 2005
Rekestenkamer
Rekestnummer R200500126 en R200500127
GERECHTSHOF ’S-HERTOGENBOSCH
Arrest
In de zaak in hoger beroep van:
[appellant en appellante]
wonende te [woonplaats],
appellanten,
hierna: [appellanten],
procureur: mr. J.A.Th.M. van Zinnicq Bergmann.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Maastricht van 26 januari 2005, waarvan de inhoud bij [appellanten] bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 1 februari 2005 hebben [appellanten] verzocht voormeld vonnis te vernietigen.
2.2. Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 15 februari 2005 heeft de bewindvoerder verzocht het vonnis waarvan beroep te bekrachtigen en het verzoek van [appellanten] af te wijzen.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 april 2005. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [appellanten], bijgestaan door mr. J.J.H.S. Thomassen;
- mw. mr. I.E.H.E. Gerards, de bewindvoerder.
2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de producties, overgelegd bij het beroep- en verweerschrift;
- het proces-verbaal van de behandeling in eerste aanleg d.d. 19 januari 2005;
- de stukken van de eerste aanleg, afkomstig van de griffie van de rechtbank Maastricht;
- de brief met bijlagen van de bewindvoerder d.d. 4 februari 2005;
- de ter zitting overgelegde schriftelijke aantekeningen van de advocaat van partijen.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.
4. De beoordeling
4.1. Bij vonnis d.d. 28 juli 2004 van de rechtbank Maastricht is ten aanzien van [appellanten] de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
4.2.1. Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank op de voet van artikel 350 lid 3 sub c Faillissementswet (hierna: Fw) de toepassing van de schuldsaneringsregeling op voordracht van de rechter-commissaris d.d. 11 januari 2005 beëindigd, nu [appellanten] een of meer van hun uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomen.
4.2.2. De rechtbank heeft daartoe, kort samengevat, overwogen dat [appellanten] op een aantal aspecten niet aan hun informatieverplichting hebben voldaan.
4.3. [appellanten] hebben in het beroepschrift aangevoerd, dat de bewindvoerder haar werkzaamheden alles behalve zorgvuldig heeft uitgevoerd. De rechtbank is er ten onrechte vanuit gegaan dat [appellanten] de bewindvoerder inzake de bedrijfsauto’s niet naar behoren zouden hebben geïnformeerd. De bewindvoerder heeft zelf niet naar de toedracht van een en ander gevraagd en tevens zijn er misverstanden ontstaan ten aanzien van datumstempels op de betreffende kentekenbewijzen welke misverstanden volgens [appellanten] aan de bewindvoerder kunnen worden toegerekend en niet aan hen. Volgens appellanten hebben zij de bewindvoerder tevens naar eer en beste kunnen geïnformeerd omtrent de nog lopende procedure van [appellante] en haar broer, doch de bewindvoerder heeft deze zaak niet willen overnemen en heeft daarom kennisneming van de processtukken in die zaak nadrukkelijk geweigerd.
4.3.1 De bewindvoerder heeft in haar verweerschrift gemotiveerd gesteld dat [appellanten] wel degelijk in de nakoming van meerdere uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen zijn tekortgeschoten en heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis.
4.4 Het hof is van oordeel dat het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd op grond van het volgende.
4.4.1 Met betrekking tot de overdracht van twee bedrijfswagens is naar het oordeel van het hof voldoende komen vast te staan dat de bewindvoerder onvoldoende door [appellanten] is geïnformeerd. Immers eerst ter zitting van de rechtbank op 19 januari 2005 is hieromtrent duidelijkheid verschaft en zijn de originele vrijwaringsbewijzen aan de bewindvoerder overhandigd.
Ten aanzien van de procedure tussen [appellante] en haar broer is het hof evenzeer van oordeel dat in ieder geval [appellante] haar informatieverplichting niet naar behoren is nagekomen. Het beroep van haar advocaat op zijn geheimhoudingsverplichting kan, voorzover overigens in de onderhavige situatie al aan de orde, [appellante] niet baten nu zij de verplichting had om desgevraagd de aard van de vordering, de omvang van het gevorderde en de stand van de procedure, een en ander aan de hand van verificatoire bescheiden, aan de bewindvoerder mee te delen. Ter zitting heeft [appellante] opgemerkt dat zij de desbetreffende processtukken niet meer over heeft kunnen leggen vanwege het zoekraken van deze stukken tijdens de verhuizing. Echter nu zij op eenvoudige wijze bij haar advocaat kopieën van een en ander had kunnen opvragen, dient dit voor haar eigen risico te komen.
Niet weersproken is voorts de stelling van de bewindvoerder dat er door [appellanten] goederen, te weten twee designradiatoren, een keukenaanbouw, de oprit en het terras, plaatselijk tegelwerk en een badkamerkraan, zijn onttrokken aan de ouderlijke woning van [appellante], welke woning onderdeel uitmaakt van de procedure tussen [appellante] en haar broer en op grond waarvan thans door de broer wordt gesteld dat de woning in waarde is verminderd. Voorts heeft de bewindvoerder nog onweersproken gesteld dat zij bij aanvang van de schuldsanering een groot aantal bescheiden gevraagd heeft bij [appellanten]. Daar zij deze stukken niet mocht ontvangen heeft zij daarom nogmaals verzocht bij een gesprek op haar kantoor in november 2004 en schriftelijk bevestigd om welke stukken het ging. Eerst op 19 december 2004 hebben [appellanten] een deel van de gevraagde stukken overhandigd.
4.5 Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat bestreden vonnis bekrachtigd dient te worden.
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Maastricht van 26 januari 2005.
Dit arrest is gewezen door mrs. Lamers, Spliet en Rutten en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 21 april 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.