2. Feiten
Het hof stelt op grond van de stukken, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.
2.1 Belanghebbende, geboren in 1946 en gehuwd in gemeenschap van goederen, is sinds 1982 als chirurg verbonden aan het A-Ziekenhuis te Z (nader: het ziekenhuis).
2.2 Hij is eveneens sinds 1982 lid van de maatschap B, een maatschap van 12 maten (nader: de maatschap). Belanghebbendes echtgenote was in 1999 werkzaam in het onderwijs.
2.3 Tot en met het jaar 1998 hebben belanghebbende en zijn echtgenote nooit gebruik gemaakt van enige fiscale faciliteit betreffende meewerken van de echtgenote in de onderneming van belanghebbende.
2.4 Bij geen van de overige maten in de maatschap is sprake van een samenwerkingsverband tussen maat en partner.
2.5 Het ziekenhuis verzorgt de facturering en debiteurenadministratie voor de maatschap. De maatschap draagt zorg voor haar boekhouding.
2.6 Het ziekenhuis stelt ruimte, outillage en personeel ter beschikking aan de maatschap.
2.7. Slechts in overeenstemming met het bestuur van het ziekenhuis (hierna: het bestuur) kunnen andere voorzieningen worden getroffen.
2.8 Belanghebbendes echtgenote mag slechts met toestemming van het bestuur werkzaamheden in het ziekenhuis verrichten.
2.9 Op grond van de overeenkomst met het ziekenhuis mag de belanghebbende zich slechts met toestemming van het bestuur bij zijn werkzaamheden laten bijstaan.
2.10 Het is belanghebbendes echtgenote niet toegestaan om te werken met patientendossiers.
2.11 Per 1 januari 1999 is belanghebbende een ondermaatschap aangegaan met zijn echtgenote.
Volgens de akte waarbij de ondermaatschap is aangegaan heeft de ondermaatschap als doel het gezamenlijk en voor gemeenschappelijke rekening uitoefenen van een “Chirurgische” praktijk. Belanghebbende en zijn echtgenote brachten beiden kennis, arbeid en vlijt in, terwijl belanghebbende bovendien zijn aandeel in de maatschap inbracht. Elk der vennoten werd, onder beperkende voorwaarden, bevoegd voor de ondermaatschap te handelen en te tekenen, de ondermaatschap aan derden en derden aan de ondermaatschap te binden, alsmede gelden voor haar te ontvangen en uit te geven. De werkzaamheden van de ondermaatschap worden in onderling overleg verdeeld. Belanghebbende en zijn echtgenote hebben als vennoot in de ondermaatschap elk recht op een vakantie van 6 weken per jaar, waarvan de tijdstippen in onderling overleg worden vastgesteld. De winst van de ondermaatschap wordt na aftrek van de bedrijfskosten, afschrijvingen en rente over het kapitaal van de vennoten verdeeld in 80% voor belanghebbende en 20% voor de echtgenote. Tenslotte is een regeling getroffen voor het geval één der vennoten in de ondermaatschap de praktijk voortzet na beëindiging van de ondermaatschap.
2.12 De inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een reële ondermaatschap en heeft de aanslag voor het jaar 1999 vastgesteld, naast enige thans niet in geschil zijnde correcties, zonder rekening te houden met toerekening van een gedeelte van belanghebbendes winstaandeel in de maatschap aan belanghebbendes echtgenote.
2.13 In de met belanghebbendes gemachtigde gevoerde discussie vóór en naar aanleiding van het bezwaarschrift, heeft de gemachtigde begrepen dat door de inspecteur een compromis werd aangeboden, hetgeen de inspecteur daarop terstond heeft ontkend. Naar aanleiding van de discussie of al dan niet sprake was van een compromis heeft de inspecteur bij brieven van 1 oktober 2003 en 19 november 2003 alsnog een compromisvoorstel gedaan, hetwelk door belanghebbende echter niet is aanvaard. Bij de daarop volgende uitspraak op het bezwaar heeft de inspecteur de aanslag gehandhaafd.
2.14 Het aangegeven belastbaar inkomen bedraagt f 109.997,-
De inspecteur heeft de volgende correcties toegepast:
Bij:
Geen aftrek winstaandeel echtgenote f 45.337,-
Niet aftrekbaar deel gem. kst. f 1.211,-
Inkomsten onroerende zaken f 3.276,-
Buitengewone lasten f 1.350,-
Drempel giften f 499,-
Vastgesteld belastbaar inkomen f 161.670,-.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 In geschil is het antwoord op de vraag of voor de heffing van de inkomstenbelasting rekening dient te worden gehouden met uit de akte betreffende de ondermaatschap volgende toerekening van een deel van het winstaandeel van belanghebbende uit de maatschap aan de echtgenote van belanghebbende en, zo deze vraag bevestigend wordt beantwoord, of de winstverdeling op reële basis is vastgesteld.
Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend en de inspecteur ontkennend.
3.2 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
3.3 Ter zitting heeft belanghebbende medegedeeld dat slechts de correctie “Geen aftrek winstaandeel echtgenote f 45.337,-“ en het bijbehorende deel van de correctie inzake de drempel van de giften in geschil zijn.