ECLI:NL:GHLEE:2005:AU6416

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
17 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
24-001609-05
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van der Herberg
  • H. Huisman
  • J. Knoop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van seksueel misbruik wegens onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 17 november 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De verdachte was aangeklaagd voor seksueel misbruik van de minderjarige [S.G.]. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de aangifte en de getuigenverklaring van [S.G.], maar kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De moeder van [S.G.] en [S.G.] zelf gaven inconsistenties in hun verklaringen aan, en er was twijfel over de betrouwbaarheid van de aangifte. Het hof merkte op dat [S.G.] slechts eenmaal was gehoord in het voorbereidend onderzoek, wat de consistentie van haar verklaring niet mogelijk maakte. Bovendien waren er opmerkelijke verschillen tussen de verklaringen van [S.G.] en andere getuigen, zoals [P.W.].

Het hof stelde vast dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de aangifte en dat de tijd tussen de aangifte en de aanhouding van de verdachte te wijten was aan een gebrek aan personeelscapaciteit bij de politie. Er was geen video- of geluidsopname van het verhoor van [S.G.], wat het hof als een gemis beschouwde. Hierdoor was het hof niet in staat om verder onderzoek te laten verrichten door de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (LEBZ).

Uiteindelijk leidde dit alles tot de beslissing van het hof om de verdachte vrij te spreken van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij, [S.G.], werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank voor zover dat aan hoger beroep was onderworpen en sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen. De kosten van het geding werden voor rekening van de benadeelde partij gesteld, die in haar vordering niet-ontvankelijk werd verklaard.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001609-05
Arrest van 17 november 2005 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Groningen van
4 augustus 2005 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1967] te [geboorteplaats],
ingeschreven te [woonplaats], [adres].
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. G. Meijer, advocaat te Veendam.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank te Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, heeft hem maatregelen opgelegd en heeft beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Omvang van het hoger beroep
De verdachte heeft verklaard, geen hoger beroep te hebben willen instellen tegen de vrijspraak ter zake van het onder 2 en 3 ten laste gelegde. Het hof zal het hoger beroep aldus beperkt opvatten.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, voor zover aan hoger beroep onderworpen, vernietigen en in zoverre opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan dit arrest is gehecht een fotokopie van de inleidende dagvaarding. De - als voor dit hoger beroep van belang - onder 1 primair en subsidiair vermelde inhoud van de tenlastelegging wordt geacht hier te zijn overgenomen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte voor het onder 1 subsidiair ten laste gelegde veroordeelt tot negen maanden gevangenisstraf met aftrek van de in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd. Zij heeft voorts gevorderd dat de in beslag genomen harddisk (Seagate), laptop (Compaq), veertig zilveren cd-roms, drie videobanden en digitale camera aan verdachte worden teruggegeven en dat over de overige in beslag genomen goederen geen beslissing wordt genomen in afwachting van een afzonderlijke vordering tot onttrekking aan het verkeer.
Vrijspraak
De raadsman van verdachte heeft zich ter zitting van het hof op het standpunt gesteld, dat verdachte behoort te worden vrijgesproken, omdat de verklaring van de aangeefster onjuist en in elk geval onvoldoende betrouwbaar is.
Met de raadsman heeft het hof gerede twijfel aan de betrouwbaarheid van de aangifte van de moeder van [S.G.] en de getuigenverklaring van [S.G.] zelf. Deze twijfel is door onder meer het volgende ontstaan. [S.G.] is in het voorbereidend onderzoek slechts een maal gehoord, waarbij zij een relatief korte verklaring heeft afgelegd. Doordat is nagelaten haar na korte tijd opnieuw en uitvoeriger te ondervragen is de consistentie van haar verhaal niet te toetsen. Voorts is er twijfel door hetgeen is gebleken met betrekking tot de contacten tussen [S.G.] enerzijds en verdachte en zijn huidige partner anderzijds ook nog in de periode nadat aangifte tegen verdachte was gedaan en op initiatief van [S.G.]. Verder zijn er tussen de verklaringen van [S.G.] en [P.W.] betreffende de situatie waarin verdachte handelingen met hen zou hebben verricht, opmerkelijke verschillen. Daarnaast is er blijkens de verklaringen van de moeder van [S.G.], [S.G.] zelf en haar broer [M.G.], nadat de laatste had verteld dat hij door verdachte was misbruikt, tussen hen drieën nauwelijks nog inhoudelijk gesproken over het misbruik. Zo zijn er bij aangeefster in het geheel geen details van het vermeende misbruik bekend. Ten slotte roept de stelligheid waarmee de moeder van [S.G.] en de oma van [S.G.] in februari 2002 - in het kader van een eerder onderzoek naar jegens verdachte geuite beschuldigingen van seksueel misbruik in 2000 - verklaarden dat er in het geheel geen signalen van seksueel misbruik bij [S.G.] en [M.G.] waren, vragen op.
Gezien het hiervoor genoemde had het voor de hand gelegen meer en adequater onderzoek te doen dan in dezen is verricht.
Er is aangifte gedaan op 6 december 2004, waarna de getuigenverklaring van [S.G.] is afgelegd op 4 januari 2005. De aanhouding van verdachte heeft plaatsgevonden op 11 april 2005. Daarnaast is er nauwelijks onderzoek gedaan.
Zoals de advocaat-generaal ter terechtzitting heeft medegedeeld is de tussenliggende periode, anders dan het hof voor juist zou hebben gehouden, niet benut om de aangifte en genoemde getuigenverklaring voor te leggen aan de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (LEBZ). Het tijdsverloop tussen aangifte/getuigenverklaring en de aanhouding is slechts - aldus eveneens de advocaat-generaal - te wijten aan onvoldoende personeelscapaciteit bij de Regiopolitie te Groningen.
Uit de "Aanwijzing opsporing seksueel misbruik in afhankelijkheidsrelaties" van het College van procureurs-generaal zoals deze gold tot 15 februari 2005 èn uit de "Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik" (inwerkingtreding met ingang van die datum) leidt het hof het navolgende af. Ten behoeve van de opsporing in meer complexe zedenzaken is in het leven geroepen een Expertisegroep (de LEBZ voornoemd), bestaande uit deskundigen afkomstig uit diverse disciplines:
1. klinisch psychologen, psychiaters en pedagogen;
2. psychologen die gespecialiseerd zijn in functieleer;
3. ervaren zedenrechercheurs.
Deze Expertisegroep wordt ingeschakeld en om advies gevraagd in die situaties, waarin er vanwege objectieve omstandigheden reden bestaat aan de geloofwaardigheid respectievelijk het waarheidsgehalte van een aangifte te twijfelen en het uit dien hoofde in de rede ligt te willen voorkomen dat personen die worden beschuldigd van seksueel misbruik, al te lichtvaardig worden aangehouden. In sommige gevallen is het inschakelen en om advies vragen van die Expertisegroep dwingend voorgeschreven. In een situatie als de onderhavige (een verdenking van seksueel misbruik in een afhankelijkheidsrelatie, binnen de termen van art. 249 van het Wetboek van Strafrecht, en bovendien een aangifte die is gedaan nà een verbroken relatie van zeven jaar) is het inschakelen van die Expertisegroep eveneens mogelijk, maar is de consultatie facultatief. Het advies van de Expertisegroep wordt uitgebracht op basis van het proces-verbaal en een volledige schriftelijke weergave van de aangifte die op een geluidsband is opgenomen.
Uit het dossier valt niet af te leiden dat de aangifte (in casu: de getuigenverklaring van [S.G.]) op video of op geluidsband is opgenomen. De advocaat-generaal heeft ter zitting een daartoe strekkende vraag van het hof niet kunnen beantwoorden. Het hof houdt het er mitsdien voor, dat een video-opname of geluidsopname van het verhoor als voormeld niet is geschied.
Het hof ziet zich zodoende (en ook door het tijdsverloop) geplaatst voor de onmogelijkheid alsnog nader onderzoek te doen verrichten door de LEBZ respectievelijk enige andere deskundige. Evenmin acht het hof nog mogelijkheden aanwezig voor ander onderzoek waardoor eerder genoemde twijfels weggenomen zouden kunnen worden. Dat brengt met zich mee dat vrijspraak behoort te volgen.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter 's hofs terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg deels wel en deels niet is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Nu aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd, terwijl evenmin artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt toegepast, dient de benadeelde partij, gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering, in haar vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, met veroordeling van de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
In beslag genomen goederen
Het hof zal van de op de lijst in beslag genomen goederen van de advocaat-generaal genoemde goederen de teruggave aan verdachte gelasten met uitzondering van de computer van het merk Sky en de harde schijf van het merk Maxtor. Aangezien verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde, niet vastgesteld is dat er een strafbaar feit is begaan en ter zitting is gebleken dat voormelde computer en harde schijf toebehoren aan [verdachtes echtgenote] met wie verdachte buiten gemeenschap van goederen is gehuwd, zal het hof deze niet onttrokken aan het verkeer verklaren, maar teruggeven aan verdachtes echtgenote.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen, en in zoverre opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
gelast de teruggave aan verdachte van:
harddisk, type Seagate;
laptop, merk Compaq;
40 zilveren cd-roms;
3 videobanden;
digitale camera, merk HP;
gelast de teruggave aan [verdachtes echtgenote] van:
computer, merk Sky;
harde schijf, merk Maxtor;
verklaart de benadeelde partij [S.G.] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit arrest is aldus gewezen door mrs. Van der Herberg, voorzitter, Huisman, vice-president, en Knoop, in tegenwoordigheid van mr. Bijma als griffier.