ECLI:NL:GHLEE:2005:AU6619

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
21 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
24-002188.04
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Kalsbeek
  • Van der Herberg
  • Aalders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Koninklijke Marechaussee bij opsporing van niet-militairen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 21 november 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank te Leeuwarden. De verdachte was vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld, waarbij de advocaat-generaal vorderde dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een geldboete en een ontzegging van de rijbevoegdheid. Het hof heeft echter geoordeeld dat de opsporingshandelingen door de Koninklijke Marechaussee onbevoegd zijn verricht, omdat de verdachte geen militair was en de opsporing niet in het belang van de Nederlandse strijdkrachten plaatsvond. Hierdoor konden de resultaten van deze opsporingshandelingen niet voor het bewijs worden gebruikt. Het hof concludeerde dat het overige bewijsmateriaal onvoldoende was om het ten laste gelegde bewezen te verklaren, en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen. Dit arrest benadrukt de beperkingen van de bevoegdheden van de Koninklijke Marechaussee bij het opsporen van niet-militairen en de noodzaak van een redelijk vermoeden van een strafbaar feit dat verband houdt met de strijdkrachten.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002188-04
Arrest van 21 november 2005 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank te Leeuwarden van 20 december 2004 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1967] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank te Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Tenlastelegging
Aan dit arrest is gehecht een fotokopie van de inleidende dagvaarding. De inhoud van de tenlastelegging wordt geacht hier te zijn overgenomen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte veroordeelt tot een geldboete van 370 euro, bij niet betalen te vervangen door zeven dagen hechtenis, alsmede tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden,
waarvan drie maanden voorwaardelijk.
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt met betrekking tot deze vrijspraak het volgende:
In deze zaak is proces-verbaal opgemaakt door leden van de Koninklijke marechaussee. De militairen van de Koninklijke marechaussee, bedoeld in artikel 141, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering, zijn bevoegd tot het verrichten van opsporingshandelingen in de gevallen, genoemd in artikel 6, eerste lid, van de Politiewet.
Bij de Aanwijzingsbeschikking opsporingsambtenaren Koninklijke marechaussee (Regeling van 29 maart 1994, Stcrt 70) zijn als zodanig aangewezen: de officieren, de onderofficieren en beroepsmarechaussees der eerste klasse, aangesteld voor onbepaalde tijd, op wier akte van aanstelling hun bevoegdheid door of namens de commandant der Koninklijke marechaussee is aangetekend.
Artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b Politiewet 1993 luidt:
"Aan de Koninklijke marechaussee zijn, onverminderd het bepaalde bij of krachtens andere wetten, de volgende politietaken opgedragen:
b. de uitvoering van de politietaak ten behoeve van Nederlandse en andere strijdkrachten, alsmede internationale militaire hoofdkwartieren en ten aanzien van tot die strijdkrachten en hoofdkwartieren behorende personen."
In het (aanvullend) proces-verbaal van 3 januari 2005, opgemaakt door betreffende leden van de Koninklijke marechaussee zijn de navolgende zinnen opgenomen: "Wij, verbalisanten, waren belast met de uitvoering van de politietaak ten behoeve van de Nederlandse en andere strijdkrachten, als genoemd in artikel 6 van de Politiewet. Deze taak wordt vierentwintig uur per dag uitgevoerd door personeel van de brigade Koninklijke Marechaussee te Leeuwarden in de gehele provincie Friesland. Op datum en tijd voornoemd waren wij, verbalisanten, belast met de toezichthoudende taak ten behoeve van de militaire justitiabelen."
De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt, dat de betreffende leden van de Koninklijke marechaussee - conform artikel 6, lid 4, Politiewet - (ook) beschikten over een opsporingsbevoegdheid ten aanzien van niet-militairen, nu zij bij de uitoefening van de hiervoor omschreven taak zijn gestuit op een strafbaar feit.
Naar het oordeel van het hof dient laatstgenoemde bepaling evenwel beperkt te worden verstaan, in die zin dat opsporingsambtenaren van de Koninklijke marechaussee bevoegd zijn tot opsporing, indien verdachte een militair is òf wanneer er een redelijk vermoeden bestaat dat een strafbaar feit is begaan en dat de opsporing van dat feit geschiedt ten behoeve van de Nederlandse strijdkrachten.
Een uitleg, zoals door de advocaat-generaal voorgestaan, brengt naar het oordeel van het hof mee dat aan de beperking van bevoegdheden van leden van de Koninklijke marechaussee, zoals die besloten ligt in de regeling als boven aangegeven, (bijna) geen betekenis meer wordt gegeven.
Nu in de onderhavige zaak verdachte geen militair is en de ten aanzien van verdachte verrichte opsporingshandelingen in geen verband met enig de strijdkrachten dienend belang staan, zijn deze opsporingshandelingen naar het oordeel van het hof onbevoegd verricht. De resultaten daarvan kunnen daarom niet voor het bewijs worden gebruikt. Omdat het overige voorhanden zijnde bewijsmateriaal naar 's hofs oordeel onvoldoende is om het tenlastegelegde bewezen te verklaren, zal het hof verdachte vrijspreken van het hem tenlastegelegde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart het verdachte ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
Dit arrest is aldus gewezen door mrs. Kalsbeek, voorzitter, Van der Herberg en Aalders, in tegenwoordigheid van Schwerzel als griffier, zijnde mr. Aalders voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.