Arrest d.d. 21 december 2005
Rolnummer 0500048
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Yarden Uitvaartverzekering N.V.,
gevestigd te Diemen,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen: Yarden,
procureur: mr J.V. van Ophem,
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats geïntimeerde],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser in conventie en verweerder in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
voorwaardelijke toevoeging,
procureur: mr P.R. van den Elst.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het tussenvonnis uitgesproken op 25 november 2004 door de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Meppel, hierna aan te duiden als de kantonrechter. De kantonrechter heeft hoger beroep van dit vonnis opengesteld.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 5 januari 2005 is door Yarden hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 26 januari 2005.
Het petitum van de dagvaarding in hoger beroep, tevens houdende de grieven, luidt:
"bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de Rechtbank Assen, sector Kanton, locatie Meppel d.d. 25 november 2004 met zaak/rolnummer 130400 CV EXPL 04-84 tussen partijen gewezen te vernietigen en de zaak terug te wijzen naar de Rechtbank Assen , sector Kanton, locatie Meppel, om verder afgedaan te worden met inachtneming van het in dezen te wijzen arrest van het Gerechtshof Leeuwarden, zulks met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van de procedure in hoger beroep."
Bij memorie van antwoord, waarbij producties in het geding zijn gebracht, is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie:
"bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de rechtbank Assen, sector Kanton, locatie Meppel, d.d. 25 november 2004 met zaak/rolnummer 130400 EXPL 04-84 tussen partijen gewezen te bekrachtigen, met veroordeling van appellante in de kosten van de procedure in dit hoger beroep."
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd en heeft het hof een dag bepaald voor het wijzen van arrest.
De grieven
Yarden heeft vier grieven opgeworpen.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten in overweging 2 van het genoemde vonnis van 25 november 2004 is geen grief opgeworpen, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan.
2. Voorts staat in hoger beroep vast dat de in r.o. 2 van het bestreden vonnis genoemde brief van 9 juli 2003 (prod. XV bij inleidende dagvaarding), onder meer vermeldt:
'In de brieven van 20 mei, 4 juni en 26 juni jongstleden heeft Yarden u medegedeeld dat er een verschil is aangetroffen tussen de door u gedeclareerde en door Yarden na controle vastgestelde kilometers. Naar aanleiding van het geconstateerde verschil heb ik u driemaal verzocht informatie te verstrekken die dit verschil zou kunnen verklaren. De termijnen die waren gesteld, en waarvan de laatste verliep op 5 juli jongstleden, gaven ruimschoots de gelegenheid hiervoor. Uw reactie geeft op geen enkele manier verklaring voor het feit dat u meer kilometers heeft gedeclareerd dan voor uw werk noodzakelijk was.
Uw declaratiegedrag is voor Yarden onacceptabel en zeer ernstig te noemen. Yarden heeft dan ook besloten u met ingang van heden op staande voet te ontslaan.'
3. Eveneens staat in hoger beroep vast dat de brief van 20 mei 2003, waarin aan [geïntimeerde] opheldering wordt gevraagd omtrent de door hem gedeclareerde kilometers, alsmede de hiervoor vermelde brief van 9 juli 2003 door mr. J.P. van Oudenhoven van de afdeling Juridische Zaken van Yarden aan [geïntimeerde] zijn gericht.
Met betrekking tot grief I:
4. Deze grief richt tegen de zinsnede 'Dit gebeurt op basis van maandelijkse controle' in overweging 4.4 van het bestreden vonnis. Aan deze zin gaat vooraf de zin 'De declaratie over maart 2003 is niet voldaan op basis van vermeende onjuistheden. '
5. Het hof constateert dat omtrent hetgeen de kantonrechter in dit opzicht heeft vastgesteld, onder meer het volgende in het geding in eerste aanleg naar voren is gebracht. [geïntimeerde] heeft bij inleidende dagvaarding gesteld dat de declaraties door de leidinggevende werden geaccordeerd en doorgezonden ter uitbetaling (inleidende dagvaarding onder nr. 11). De als prod. XVII bij inleidende dagvaarding in het geding gebrachte brief d.d. 11 augustus 2003, door mr. D. Kuijken aan CNV Dienstenbond gericht, vermeldt onder meer: 'Op enig moment viel het cliënte [bedoeld wordt: Yarden, hof] op dat uw cliënt [bedoeld wordt: [geïntimeerde], hof] wel heel afgeronde bedragen invulde op zijn kilometerdeclaratieformulier (namelijk bijvoorbeeld 500 km precies). Deze constatering (...) heeft ertoe geleid dat cliënte een onderzoek heeft ingesteld naar de kilometerdeclaraties van uw cliënt.' Bij conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie heeft Yarden gesteld dat maandelijks door [geïntimeerde] op basis van zijn eigen autostaten een declaratieformulier werd ingeleverd. Op basis van dit declaratieformulier betaalde Yarden de door [geïntimeerde] opgegeven zakelijke kilometers uit, aldus Yarden (conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie, onder nr. 9). Deze declaratie van [geïntimeerde] van maart 2003 (als prod. XIX door [geïntimeerde] bij inleidende dagvaarding in het geding gebracht en gedateerd '31/3/03') is aanleiding voor Yarden geweest om het declaratiegedrag van [geïntimeerde] aan een nader onderzoek te onderwerpen, zo vervolgt Yarden (conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie onder nr. 13).
6. Uit het hiervoor overwogene kan naar het oordeel van het hof worden afgeleid, zoals de kantonrechter dat ook heeft gedaan, dat [geïntimeerde] telkens na afloop van een maand een kilometerdeclaratie over de afgelopen maand bij Yarden indiende, die door zijn leidinggevende was te accorderen alvorens te worden uitbetaald. Hierin ligt, mede gelet op hetgeen in de hiervoor in r.o. 4 aangehaalde brief van 11 augustus 2003 wordt vermeld, besloten dat de kilometerdeclaraties zijdens Yarden werden bezien alvorens deze te voldoen. Op dit laatste doelt kennelijk de kantonrechter als hij in het kader van de voldoening van de kilometerdeclaraties spreekt van 'maandelijkse controle'. Er bestaat geen grond dat de kantonrechter hiermee de steekproefsgewijs uitgevoerde controles die kennelijk meer diepgaand zijn, voor ogen hebben gestaan.
7. Grief I treft derhalve geen doel.
Met betrekking tot grieven II en III:
8. Deze grieven richt zich tegen de zinsnede 'De declaratie over maart 2003 is niet voldaan op basis van vermeende onjuistheden' in r.o. 4.4 van het bestreden vonnis, alsmede tegen de aldaar voorkomende zinsneden 'Dit is echter eerst bij brief van 20 mei 2003 aan [geïntimeerde] voorgelegd, waarna op 9 juli 2003 tot het besluit is gekomen. Een onderzoek van zo'n lange duur, is gelet op de eenvoudige aard van de gegevens op dat formulier niet te rechtvaardigen', welke zinsneden volgen op de hiervoor bij de behandeling van grief I aangehaalde zinsnede: 'Dit gebeurt op basis van maandelijkse controle.'
9. Voorts richten de grieven zich tegen de in r.o. 4.4 van het bestreden vonnis voorkomende zinsnede: 'Nu Yarden deze kwestie niet met voldoende voortvarendheid heeft opgepakt, wordt geoordeeld dat van een onverwijlde aanzegging al geen sprake meer is, zodat het ontslag op staande voet al om die reden geen stand kan houden.'
10. Het hof stelt voorop dat voor het antwoord op de vraag of de ontslagverlening op staande voet al dan niet onverwijld is geschied, beslissend is het tijdstip waarop de feiten die als de dringende reden tot het ontslag worden aangevoerd ter kennis zijn gekomen van de tot ontslagverlening bevoegde persoon in de onderneming. Een na dit tijdstip nog dralen met het geven van ontslag moet immers in het algemeen onverenigbaar worden geacht met de voor het ontslag op staande voet vereiste dringendheid van de aangevoerde reden voor het ontslag van een werknemer (vgl. HR 15 februari 1980, NJ 1980, 328; HR 18 mei 1984, NJ 1984, 720).
11. Het hof is van oordeel dat de tijd die sedert 20 mei 2003 tot 9 juli 2003 is verstreken, weliswaar wordt gerechtvaardigd door het verlangen van Yarden naar een adequate reactie van [geïntimeerde], waarbij zij in elk geval na de brief van 28 mei 2003 van de vakorganisatie van [geïntimeerde] bij de wijze waarop die reactie zou moeten geschieden, en de aan hem gestelde termijnen (mede) rekening heeft gehouden met (de door [geïntimeerde] gestelde aard van) zijn ongeschiktheid, maar dat Yarden echter geen, althans onvoldoende inzicht heeft gegeven omtrent het tijdstip waarop de feiten die als de dringende reden tot het ontslag worden aangevoerd, voordien ter kennis zijn gekomen van eerder genoemde mr. J.P. van Oudenhoven en evenmin omtrent de feitelijke gang van zaken met betrekking tot de door [geïntimeerde] ingediende declaratie over de weken 10 tot en met 13 van 2003. Het hof moet daarom aan de stelling van Yarden dat het ontslag onverwijld is gegeven, als onvoldoende gemotiveerd voorbijgaan en ervan uitgaan dat zulks niet het geval is geweest.
12. Voor het geval omtrent het ontbreken van de onverwijldheid aan het gegeven ontslag op staande voet anders zou moeten worden geoordeeld, overweegt het hof dat het vereiste dringende karakter van de aangevoerde reden van ontslag ook anderszins ontbreekt.
13. Blijkens de toelichting op de grieven beoogde Yarden immers met de zinsnede in de eerder vermelde brief van 9 juli 2003 dat het declaratiegedrag van [geïntimeerde] voor Yarden onacceptabel en zeer ernstig te noemen is, tot uitdrukking te brengen dat [geïntimeerde], zoals Yarden het in bedoelde toelichting uitdrukt, kilometerfraude heeft gepleegd. [geïntimeerde] heeft de stelling van Yarden dat hij kilometerfraude heeft gepleegd, echter gemotiveerd betwist. Yarden heeft weliswaar in appeldagvaarding onder nr. 21 een bewijsaanbod gedaan, maar dat aanbod is niet toegespitst op de beweerdelijk door [geïntimeerde] gepleegde kilometerfraude, zodat het hof daaraan voorbij moet gaan als zijnde onvoldoende gespecificeerd. De juistheid van de door Yarden aangevoerde dringende reden is derhalve ook niet komen vast te staan.
14. De grieven II en III leiden derhalve evenmin tot vernietiging van het bestreden vonnis.
Met betrekking tot grief IV:
15. Deze grief richt zich tegen de door de kantonrechter aan [geïntimeerde] gegeven bewijsopdracht.
16. De door Yarden verdedigde opvatting dat de kantonrechter [geïntimeerde] niet tot bewijs had mogen toelaten omdat [geïntimeerde] geen voldoende gespecificeerde bewijs heeft aangeboden, vindt geen steun in het recht.
17. Grief IV faalt derhalve ook.
De slotsom.
18. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd met veroordeling van Yarden als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep. De kosten van het geding in hoger beroep zullen worden berekend naar het liquidatietarief voor de hoven (tarief II; 1 pt. à euro 894,--). Nu het onderhavige arrest een bekrachtiging behelst van het bestreden vonnis, welk vonnis als een tussenvonnis is aan te merken aangezien het niet een eind maakt aan enig deel van het door [geïntimeerde] als oorspronkelijk eiser gevorderde, is dit arrest ook als een tussenarrest aan te merken. Gelet op hetgeen partijen daaromtrent eenparig kenbaar hebben gemaakt, zal het hof bepalen dat van dit arrest beroep in cassatie kan worden ingesteld (ook) anders dan tegelijk met het eindarrest.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Yarden in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van [geïntimeerde] tot aan deze uitspraak op euro 241,-- aan verschotten en euro 894,-- aan salaris voor de procureur;
bepaalt dat van voormelde bedragen aan de griffier dient te worden voldaan
euro 120,50 aan verschotten en euro 769,-- voor salaris voor de procureur, op rekeningnummer: 19.23.25.841 t.n.v. DS 541 arrondissement Leeuwarden, die daarmee zal handelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 243 Rv;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
verwijst de zaak naar de rechtbank Assen, sector Kanton, locatie Meppel ter verdere behandeling en beslissing;
bepaalt dat van dit tussenarrest, beroep in cassatie kan worden ingesteld.
Aldus gewezen door mrs Zuidema, voorzitter, Kuiper en Breemhaar, raden, en uitgesproken door mr Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van de heer Bilstra als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 21 december 2005.