12. In het kader van de uitleg van de tussen partijen in januari 1998 tot stand gekomen overeenkomst acht het hof de volgende feiten en omstandigheden, die zich hebben afgespeeld voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst van januari 1998, van belang.
12.1. [appellant] exploiteerde het oude Duinenzathe sedert 1985. Het park bestond uit een attractiepark - uitsluitend geopend van april tot oktober -, een voorziening voor speelautomaten en een horecavoorziening. De horecavoorziening stond niet alleen ten dienste van de bezoekers van het attractiepark, maar fungeerde buiten het seizoen ook als zelfstandige horecagelegenheid voor feesten en partijen. De zelfstandige horecagelegenheid had een capaciteit voor 350 personen. In 1987 heeft [appellant] naast Duinenzathe een tweede attractie geopend, Miniatuurpark Appelscha.
12.2. Duinenzathe en het miniatuurpark waren beide gelegen aan de Boerestreek in Appelscha. In een in opdracht van de gemeente in 1997 door De Vries & Hopman Partners opgestelde rapportage "Ontwikkeling Boerestreek Appelscha" is onder meer het volgende vermeld:
p. 1: "In het zuidwestelijk deel van het dorp Appelscha is gelegen het gebied 'Boerestreek'. De Boerestreek is een vanouds bekend toeristengebied, dat zijn bekendheid voornamelijk dankt aan familie-uitstapjes en schoolreisjes. Zoals veel vergelijkbare voorzieningen in Nederland heeft ook de Boerestreek eind zeventiger en begin tachtiger jaren te maken gekregen met de effecten van de wet van de remmende voorsprong. (...) Medio tachtiger jaren is voor de Boerestreek het tij gekeerd. (...) Inmiddels, voorjaar 1993, is het overgrote deel van de aanbevelingen daadwerkelijk gerealiseerd en is de kwaliteit van het toeristisch product weer aanzienlijk opgewaardeerd. Als voorbeeld van het kerend tij kan het feit genoemd worden dat het aanwezige attractiepark in het gebied (Duinenzathe) in 1985 = 50.000 bezoekers aantrok, terwijl op dit moment dit bezoekersaantal weer is verdrievoudigd. (...)"
p. 2: "Welke ontwikkelingen hebben nu daadwerkelijk de kentering bewerkstelligd? Wat is de belangrijkste motor geweest achter de revitalisering en welke ontwikkelingen zijn daaruit voortgevloeid?
Centraal hierin staat de face-lift die pretpark Duinenzathe heeft ondergaan. In 1985 is Duinenzathe van eigenaar gewisseld en sindsdien is veel energie, tijd en geld besteed aan het opknappen van bestaande elementen, het toevoegen van nieuwe elementen en het bewerken van de markt. Dat heeft van meet af aan zijn vruchten afgeworpen in die zin dat bezoekersaantallen een opwaartse lijn vertoonden. (...)
Tot op heden vormen de beide attracties, tezamen met de bosrijke omgeving, de spil van toeristisch product Boerestreek. Daarnaast heeft de opwaardering van het toeristisch product enkele jaren geleden geleid tot het revitaliseren van infrastructurele elementen. (...)"
p. 7: "De opknapbeurt (...) is zonder meer een compliment waard. Het is een schoolvoorbeeld van totaalontwikkeling die in gang gezet en aangedreven werd door één specifieke ontwikkeling. Het verschil tussen het huidige toeristische product Boerestreek en dat van 1985 is gigantisch!
Toch is ook het huidige product niet optimaal. Deels wordt dit veroorzaakt door de groeiontwikkelingen van de afgelopen jaren en deels wordt dit veroorzaakt door knelpunten die ook al in 1985 aanwezig waren maar waarvoor nog steeds geen oplossing is gevonden.
(...) De knelpunten die zich voordoen hebben te maken met ruimtegebruik, seizoensspreiding en functie-indeling. De problemen doen zich actueel voor bij de attracties in het gebied en de infrastructurele voorzieningen. Latent zijn de problemen te constateren bij de woningen en de manege."
p. 12: "Uitgaande van het hiervoor geschetste historisch perspectief, de knelpunten analyse en de trends in de toeristisch recreatieve sector, zal in deze paragraaf een ontwikkelingsvisie worden opgesteld ten aanzien van de Boerestreek in Appelscha. Uitgangspunt van deze ontwikkelingsvisie vormt de door de opdrachtgever geformuleerde onderzoeksopdracht: 'Geef aan de mogelijkheden tot het minimaliseren van knelpunten in de Boerestreek en vindt deze mogelijkheden primair binnen de grenzen van de Boerestreek'."
p. 48: "Het onderzoeksteam komt op basis van deze analyse tot de conclusie dat een oplossing van knelpunten in de Boerestreek, zelfs met inachtname van voornoemde 'grensoverschrijdende' uitgangspunten, binnen de grenzen van de Boerestreek niet tot een op langere termijn gezonde situatie leidt. (...) Om een structurele oplossing voor knelpunten te vinden dient een verdere verruiming van uitgangspunten plaats te vinden. Dit betreft met name de wens om pretpark Duinenzathe te verplaatsen naar een nabij gelegen locatie die structureel voldoende ruimte biedt voor de attractie. De relatie met de Boerestreek dient hierbij in ogenschouw te worden genomen omdat een aantal (horeca)voorzieningen in de Boerestreeek geheel of gedeeltelijk afhankelijk zijn van bezoekers van het pretpark."
p. 49: "Centraal staat in dit alternatief de mogelijkheid om gefaseerd een uitplaatsing van het pretpark te bewerkstelligen naar een nabijgelegen locatie. Dit heeft direct tot gevolg dat ook de noodzakelijke parkeerruimte voor het pretpark niet gevonden hoeft te worden in de Boerestreek. Al met al betekent dit dat in de Boerestreek ruimte ontstaat die alternatief aangewend kan worden."
p. 50: "Pretpark Duinenzathe wordt verplaatst naar een locatie aan de overzijde van de Bruggelaan. De nieuwe locatie dient in verbinding te staan met de Boerestreek. Dit houdt in dat de route tussen het pretpark en de Boerestreek attractief en zo kort mogelijk moet zijn."
12.3. Vervolgens is door De Vries & Hopman Partners in opdracht van de gemeente een eindrapport "Revitalisering Boerestreek Appelscha" d.d. 13 april 1994 opgesteld, waarin een analyse van verschillende locaties voor een nieuw Duinenzathe heeft plaatsgevonden. Blijkens p. 2 van het rapport diende een nieuwe locatie in de eerste plaats te voldoen aan de eis dat zij in de directe nabijheid van de Boerestreek was gelegen. Volgens het eindrapport blijft alleen De Maden over als nieuwe locatie voor Duinenzathe (p. 2).
12.4. Hierna heeft [appellant] opdracht gegeven aan Grontmij om een nader onderzoek in te stellen naar de verplaatsing van Duinenzathe naar hetzij locatie de Maden, hetzij locatie Boswachterij. Laatstgenoemde locatie kwam blijkens het rapport van Grontmij van december 1994 als gunstigste uit de bus.
12.5. Uiteindelijk is op 16 december 1997 het bestemmingsplan Appelscha-Boerestreek 1996 vastgesteld. In de inleiding van de toelichting op het plan is onder meer het volgende vermeld:
"In verband met een opknapbeurt van de Boerestreek is aan het eind van de jaren '80 het bestemmingsplan Appelscha-Boerestreek opgesteld. Ook na deze opknapbeurt is het functioneren van de dagrecreatieve voorzieningen aan de Boerestreek niet optimaal gebleken. Deze opknapbeurt bleek commercieel een succes te zijn; de schaduwkant hiervan is echter de toegenomen verkeers- en parkeerproblematiek. In verband met deze problematiek en mede gezien de noodzakelijke uitbreiding van het attractiepark 'Duinenzathe' is door de gemeente besloten een onderzoek te laten instellen, gericht op de toekomstmogelijkheden van het gebied. Dit onderzoek heeft er uiteindelijk toe geleid dat het attractiepark zal worden verplaatst naar de locatie De Maden (...) Ook zal er een herinrichting van de Boerestreek en directe omgeving plaatsvinden. (...)
De voorstellen zijn verwoord in de nota's 'Ontwikkeling Boerestreek Appelscha'(concept-rapportage d.d. 1 juli 1993, De Vries & Hopman Partners) en 'Revitalisering Boerestreek Appelscha' van De Vries & Hopman Partners, d.d. 16 april 1994 en nader uitgewerkt door Grontmij."
12.6. [wethouder 1], wethouder van de gemeente Ooststellingerwerf gedurende dertien jaren, en wel tot april 1994, heeft een beëdigde verklaring bij notaris DeVries te Oosterwolde afgelegd, die in hoger beroep door [appellant] in het geding is gebracht. [wethouder 1] verklaart hierin onder meer het volgende:
"Ik ben in het begin van de jaren negentig als verantwoordelijk wethouder direct betrokken geweest bij het pretpark Duinenzathe en de initiatieven tot verplaatsen ervan. Het volgende heeft zich afgespeeld.
Duinenzathe was voor Appelscha van groot belang. Het was dé toeristische trekker van Appelscha. Om die reden had ook de gemeente een groot belang bij Duinenzathe en bij het behoud ervan. De locatie waar Duinenzathe op gevestigd was, was echter al enige tijd niet ideaal meer. De druk op die oude locatie was zelfs groot geworden. Er kwamen met enige regelmaat klachten van omwonenden, en uitbreiden kon niet. Wij hebben toen als gemeente het initiatief genomen om met [appellant], de eigenaar van het park, in overleg te treden over een verplaatsing van het park naar een locatie waar [appellant] goed uit de voeten kom. Om de potentie van Appelscha te vergroten. Duinenzathe was essentieel voor Appelscha en wij wilden niet het risico lopen dat Appelscha Duinenzathe kwijt zou raken. Wij wisten dat als er geen goed alternatief was in Appelscha, bepaald het risico bestond dat [appellant] uit Appelscha zou vertrekken en Duinenzathe zou verplaatsen naar Assen.
Een eerste optie was om Duinenzathe te verplaatsen naar een locatie even buiten de bebouwde kom van Appelscha. Met die optie zouden wij de mogelijkheid van hinder voor omwonenden vóórblijven. De ondernemersvereniging van Appelscha was hier echter sterk op tegen. Duinenzathe was namelijk ook voor de andere ondernemers in Appelscha van groot belang als toeristische trekker. Wij hebben toen als gemeente, in goed overleg met [appellant], onderzoek laten doen naar alternatieven binnen Appelscha."
12.7. Ook [wethouder 2], wethouder van de gemeente Ooststellingerwerf van april 1994 tot oktober 2000 en opvolger van [wethouder 1], heeft bij de notaris een beëdigde verklaring afgelegd. In deze verklaring d.d. 2 februari 2005 is onder meer het volgende opgenomen:
"Ik had ruimtelijke ordening in mijn portefeuille, en was in die hoedanigheid en als lid van het college van B&W betrokken bij de verplaatsing van Duinenzathe, als onderdeel van de revitalisering van de Boerestreek. In de periode maart 2000 tot oktober 2000 droeg ik wegens ziekte geen (directe) verantwoordelijkheid voor ruimtelijke ordening. De locatie voor het nieuwe Duinenzathe was al geselecteerd onder mijn voorganger, de heer [wethouder 1]. De gemeente heeft gekozen voor de locatie aan De Maden, omdat zij het van groot belang vond dat er een verbinding zou blijven bestaan tussen de Boerestreek en het nieuwe Duinenzathe."
Het hof stelt vast dat de inhoud van de verklaringen van de voormalige wethouders [wethouder 1] en [wethouder 2], op generlei wijze (specifiek) is betwist van de zijde van de gemeente, zodat het hof van de juistheid daarvan zal uitgaan.