ECLI:NL:GHLEE:2006:AU9907
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- G.M. van der Meer
- F.J.W. Drion
- G.W.B. van Westen
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag omzetbelasting en opgelegde boete
In deze zaak is in geschil of de opgelegde boete van € 17.860,-- terecht is en of het bedrag juist is. De belanghebbende, een ondernemer voor de omzetbelasting, kreeg op 26 maart 2004 een naheffingsaanslag opgelegd voor het tijdvak van 1 juli 2003 tot en met 31 december 2003, met een bedrag van € 35.721,-- aan belasting. Na bezwaar werd de naheffingsaanslag verminderd tot € 35.392,-- en de boete tot € 17.695,--. De belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen deze uitspraak, waarbij zij ontkent dat er sprake is van opzet en stelt dat de boete buiten proportie is.
De belanghebbende heeft problemen ondervonden bij de start van haar onderneming, wat heeft geleid tot een onjuiste aangifte. De inspecteur stelt echter dat de boete terecht is opgelegd, gezien het grote bedrag dat ten onrechte is teruggevraagd. Tijdens de zitting is de belanghebbende verschenen met haar partner, terwijl de inspecteur vertegenwoordigd was door een ambtenaar.
Het hof oordeelt dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de belastingdienst tijdig op de hoogte heeft gesteld van haar problemen. De onjuistheid van de aangiften was evident, en de boete van 50% van het belastingbedrag wordt in beginsel als juist beschouwd. Echter, gezien de omstandigheden van de onderneming en de financiële problemen die de belanghebbende ondervindt, besluit het hof de boete te matigen tot 25% van het belastingbedrag, wat resulteert in een nieuwe boete van € 8.848,--. Het beroep van de belanghebbende wordt gegrond verklaard, en de uitspraak van de inspecteur wordt vernietigd voor wat betreft de boete.