Arrest d.d. 8 februari 2006
Rolnummer 0500284
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
1. [appellant 1],
wonende te [woonplaats appellant 1],
2. [appellant 2],
wonende te [woonplaats appellant 2],
appellanten in het principaal appel,
geïntimeerden in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten],
procureur: mr P.C. Keuning,
A. Koninklijke Vereniging Het Friesch Paarden-Stamboek,
gevestigd te Leeuwarden,
in eerste aanleg gedaagde,
hierna te noemen: Paarden-Stamboek,
B. het bestuur van de geïntimeerde sub A, thans bestaande uit:
1. [bestuurder 1],
wonende te [woonplaats bestuurder 1],
2. [bestuurder 2],
wonende te [woonplaats bestuurder 2],
3. [bestuurder 3],
wonende te [woonplaats bestuurder 3],
4. [bestuurder 4],
wonende te [woonplaats bestuurder 4],
5. [bestuurder 5],
wonende te [woonplaats bestuurder 5],
6. [bestuurder 6],
wonende te [woonplaats bestuurder 6],
7. [bestuurder 7],
wonende te [woonplaats bestuurder 7],
hierna gezamenlijk te noemen: de huidige bestuursleden,
geïntimeerden in het principaal appel,
appellanten in het incidenteel appel,
hierna ook gezamenlijk aan te duiden als: de geïntimeerden sub A en B,
procureur: mr V.J.M. Both.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het incidenteel vonnis uitgesproken op 8 september 2004 door de rechtbank te Leeuwarden en de vonnissen uitgesproken op 10 november 2004 en 9 februari 2005 door de rechtbank te Leeuwarden.
Het hof constateert voorts op grond van de door de geïntimeerden sub A en B overgelegde stukken dat de rechtbank afwijzend heeft beslist op een verzoek tot aanvulling ex artikel 32 Rv. van het bovengenoemde incidenteel vonnis van 8 september 2004.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 9 mei 2005 is door [appellanten] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 9 februari 2005 met dagvaarding van Paarden-Stamboek en de huidige bestuursleden tegen de zitting van 25 mei 2005.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"te vernietigen het vonnis en opnieuw rechtdoende, [appellanten] in hun primaire en subsidiaire vorderingen tegen het bestuur en/of het KFPS alsnog te ontvangen c.q. hun deze toe te wijzen met veroordeling van het bestuur en/of het KFPS in de kosten van beide instanties, daaronder begrepen die van het gehouden voorlopig getuigenverhoor."
Bij memorie van antwoord is door de geïntimeerden sub A en B verweer gevoerd, alsmede - blijkens een verholen grief - incidenteel hoger beroep ingesteld tegen het vonnis d.d. 9 februari 2005 met als conclusie:
"Geïntimeerden concluderen tot niet-ontvankelijkverklaring van appellanten in hun beroep, voorzover gericht tegen [bestuurder 1], [bestuurder 2], [bestuurder 3], [bestuurder 4], [bestuurder 5], [bestuurder 6] en [bestuurder 7] en tot bekrachtiging van het vonnis van de Rechtbank Leeuwarden van 9 februari 2005, onder rolnummer 63701/HA ZA 04-347, gewezen tussen (één van de ) geïntimeerden als gedaagde(n) en appellanten als eisers, desnodig met verbetering van de gronden waarop dat vonnis berust en tot veroordeling van appellanten in de proceskosten in beide instanties, waaronder begrepen de proceskosten gemoeid met de op verzoek van de appellanten gehouden voorlopige getuigenverhoren, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het te wijzen arrest voor wat betreft de proceskosten."
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellanten] hebben in het principaal appel zeven grieven opgeworpen.
De geïntimeerden sub A en B hebben in het incidenteel appel één (verholen) grief opgeworpen.
De beoordeling
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het tegen de huidige bestuursleden ingestelde principaal appel en het door de huidige bestuursleden ingestelde incidenteel appel
1. De geïntimeerden sub B zijn als de huidige bestuursleden van Paarden-Stamboek in hoger beroep gedagvaard. Aangezien zij echter noch in hun hoedanigheid van bestuurslid van Paarden-Stamboek noch in persoon betrokken waren in het geding in eerste aanleg, dienen [appellanten] in hun vordering jegens de huidige bestuursleden niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2. Op grond van het hiervoor overwogene dienen ook de huidige bestuursleden in het door hen ingestelde (verholen) incidenteel appel - waarover hieronder met betrekking tot Paarden-Stamboek meer - niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Grief I in het principaal appel
3. Grief I in het principaal appel bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat de vertegenwoordigingsbevoegdheid van het bestuur geen procesbevoegdheid inhoudt, op grond waarvan de rechtbank [appellanten] in hun primaire en subsidiaire vordering voor zover ingesteld jegens "het bestuur" niet-ontvankelijk zijn verklaard.
4. Aangezien de in eerste aanleg betrokken bestuursleden niet in het hoger beroep zijn betrokken, is op grond van het hiervoor onder 1 overwogene het belang aan Grief I komen te ontvallen, zodat het hof aan deze grief verder voorbijgaat.
In het principaal en incidenteel appel met betrekking tot de feiten
5. Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.6) van genoemd vonnis van 9 februari 2005 is geen grief ontwikkeld, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan.
In het principaal appel
6. Het hof stelt voorop dat de bewoordingen van de stellingen en vorderingen van [appellanten], zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, niet steeds duidelijk zijn.
Grief II
7. De grief houdt in dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen in rechtsoverweging 3.3.1 van het vonnis van 9 februari 2005 dat [appellanten] geen vordering tot nakoming van de op 6 januari 2004 met Paarden-Stamboek gesloten overeenkomst tegen Paarden-Stamboek hebben ingesteld, omdat in het petitum van de dagvaarding in eerste aanleg slechts nakoming door het bestuur wordt gevorderd.
8. [appellanten] hebben in hoger beroep hun in eerste aanleg ingestelde vordering in ongewijzigde bewoordingen gehandhaafd. Zij stellen in de toelichting op de grief onder 1 dat in het petitum van de inleidende dagvaarding - daarmee kennelijk doelend op het daar onder III gevorderde - wordt gevraagd:
"inzake het KFPS en/of het BESTUUR" (met het BESTUUR als orgaan van het KFPS en als vertegenwoordiging van het KFPS) te veroordelen c.q. een andere wijze van nakoming van de OVEREENKOMST als de RECHTBANK redelijk en billijk mocht voorkomen";.
9. Het hof leest de grief en de toelichting daarop aldus dat [appellanten] in elk geval kennelijk hebben beoogd ook nakoming van de op 6 januari 2004 gesloten overeenkomst door Paarden-Stamboek te vorderen. Het hof is echter van oordeel dat een dergelijke vordering niet besloten ligt in het petitum van de inleidende dagvaarding, dat ook in hoger beroep het uitgangspunt is van de vordering van [appellanten], en evenmin in enige overige stelling van [appellanten] (voldoende duidelijk) naar voren komt.
Grief III
11. De grief luidt:
"ten onrechte overweegt de RECHTBANK in r.o.3.3.1, dat het BESTUUR niet aan een eenzijdige wijziging van de OVEREENKOMST doo[appellant 1]en] kan worden gehouden;".
12. [appellanten] vorderen nakoming van de op 6 januari 2004 gesloten overeenkomst
"zoals bevestigd door [appellant 1] bij brief van 16 januari 2004 door middel van het instellen van een commissie als bedoeld in artikel 13 lid 3 van de statuten van het KFPS met een (onherroepelijke) volmacht volgens art. 13 lid 7 van genoemde statuten en bestaande uit de Heren [heer 1], [heer 2] en [heer 3], die te werk gaan volgens productie 1,"
daarmee - zoals de rechtbank ten overvloede heeft overwogen onder 3.3.1 in het bestreden vonnis van 9 gebruari 2005 - nakoming vorderend van de overeenkomst zoals deze eenzijdig door [appellanten] zonder goedkeuring van Paarden-Stamboek is gewijzigd. Het hof neemt over hetgeen de rechtbank terzake heeft overwogen en beslist en maakt dit tot het zijne.
13. Voor zover de grief zich richt tegen niet-ontvankelijkverklaring van [appellanten] in hun primaire en subsidiaire vordering tegen het bestuur of de huidige bestuursleden, treft de grief geen doel op grond van het hiervoor onder 1 overwogene.
14. Voor zover de grief - gezien de toelichting onder 3 op de grief - ook bedoelt aan de orde te stellen dat [appellanten] middels het primaire petitum onder II hebben gevorderd nakoming van de ongewijzigde overeenkomst, kan het hof zulks niet in het primaire petitum van [appellanten] lezen, zodat de grief om deze reden zou moeten falen. Ook overigens hebben [appellanten] bij een dergelijke lezing van de grief geen belang. [appellanten] hebben geen hoger beroep ingesteld tegen het incidentele vonnis van de rechtbank van 8 september 2004; uit hetgeen de rechtbank hierin onder 2.1 heeft overwogen, vloeit voort dat tussen partijen vaststaat dat de primaire vordering van [appellant 1] niet gericht is op nakoming van de ongewijzigde overeenkomst van 6 januari 2004.
15. De grief treft geen doel.
Grief IV
16. De grief stelt aan de orde dat, anders dan de rechtbank heeft overwogen onder 3.3.2 in het vonnis van 9 februari 2005, [appellanten] in eerste aanleg op grond van artikel 2:15 lid 5 B.W. als subsidiaire eis vernietiging hebben gevorderd van het bestreden besluit tot weigering van inschrijving van de hengst Aaron in het register A van het Stamboek van Paarden-Stamboek.
16.1. In de toelichting op de grief wordt voorts aangevoerd dat door het instellen van de subsidiair gevorderde inschrijving van de hengst Aaron in feite een vernietiging van het eerder genoemde besluit is gevraagd.
16.2. Voorts stellen [appellanten] dat zij tijdig een eis tot vernietiging van het betreffende besluit van 23 april 2004 hebben ingesteld, namelijk bij de inleidende dagvaarding van 6 april 2004.
17. Het hof stelt vast dat [appellanten] in de inleidende dagvaarding onder 5 hebben gesteld dat "reeds" is gedagvaard om in verband met de subsidiaire eis verval te voorkomen van de bevoegdheid om vernietiging van genoemde besluit te vorderen. Het hof is van oordeel dat hiermede voldoende door [appellanten] is aangegeven dat in hun subsidiaire vordering mede besloten ligt een vordering tot vernietiging van dit besluit.
18. [appellanten] hebben echter niet (duidelijk) aangegeven of onvoldoende onderbouwd waarop zij de gevorderde vernietiging van het bestreden besluit baseren, zodat het hof daarom aan een inhoudelijke beoordeling van de gevorderde vernietiging niet toekomt.
19. De grief treft geen doel.
Grief V
20. [appellanten] stellen dat het in het kader van Grief IV reeds aan de orde gestelde besluit nietig is in verband met de wijze van totstandkoming.
21. Aan hetgeen [appellanten] hiertoe in de toelichting op de grief aan (summiere) gronden aanvoeren, gaat het hof als onvoldoende onderbouwing voorbij.
Grieven VI en VII
23. De grieven hebben geen zelfstandige betekenis, zodat ze geen behandeling behoeven.
In het (verholen) incidenteel appel
24. De geïntimeerden sub A en B vorderen veroordeling van [appellanten] in de proceskosten in beide instanties, waaronder begrepen de proceskosten gemoeid met het gehouden voorlopig getuigenverhoor, die de rechtbank heeft nagelaten in de proceskostenveroordeling in eerste aanleg te betrekken. [appellanten] hebben de processen-verbaal van de betreffende verhoren in het geding hebben gebracht. Het hof verstaat een en ander als een verholen grief van de geïntimeerden sub A en B.
25. [appellanten] hebben terzake geen verweer gevoerd.
26. Op grond van hetgeen het hof hiervoor onder 1 en 2 heeft overwogen, komt de betreffende vordering in hoger beroep slechts toe aan Paarden-Stamboek.
27. Het hof is van oordeel dat de rechtbank ten onrechte de kosten van het betreffende getuigenverhoor niet in de proceskostenveroordeling heeft betrokken, zodat het hof deze kosten alsnog zal toewijzen.
De slotsom in het principaal appel en in het incidenteel appel
29. In het principaal appel zijn [appellanten] niet-ontvankelijk in hun hoger beroep tegen de huidige bestuursleden. Wegens het falen van de grieven zal het hof het bestreden vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 9 februari 2005, voor zover gewezen tussen [appellanten] en Paarden-Stamboek bekrachtigen. [appellanten] zullen als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep (tarief II, 1 punt).
In het incidenteel appel zijn de huidige bestuursleden niet-ontvankelijk in hun hoger beroep. Het hof wijst alsnog de door Paarden-Stamboek gevorderde proceskosten, gemoeid gaande met het voorlopig getuigenverhoor, ten bedrage van euro 1.130,-- toe. Het hof ziet geen aanleiding in het incidenteel appel een kostenveroordeling in hoger beroep uit te spreken.
De beslissing
Het gerechtshof:
in het principaal appel:
verklaart [appellanten] niet-ontvankelijk in hun hoger beroep tegen de huidige bestuursleden;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep, voor zover gewezen tussen [appellanten] en Paarden-Stamboek;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van Paarden-Stamboek en de huidige bestuursleden tot aan deze uitspraak op euro 291,-- aan verschotten en euro 894,-- aan salaris voor de procureur.
in het incidenteel appel:
verklaart de huidige bestuursleden niet-ontvankelijk in hun hoger beroep;
veroordeelt [appellanten] in de kosten gerezen met betrekking tot het gehouden voorlopig getuigenverhoor en begroot die aan de zijde van Paarden-Stamboek op euro 1.130,-- aan salaris voor de procureur;
wijst af het meer of anders gevorderde;
in het principaal en incidenteel appel:
verklaart de in dit arrest gegeven proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs Streppel, voorzitter, Verschuur en Janse, raden, en uitgesproken door mr Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van de heer Bilstra als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 8 februari 2006.